Een algemene en evenwichtige spreiding van de belastingdruk wordt nagestreefd over al de belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente. Deze belasting heeft tot doel de gebruikers van bedrijfsvestigingen op het grondgebied van de gemeente te laten bijdragen.
Overeenkomstig actieplan 5 van het Witboek voor de bestuursperiode 2013-2018 werden alle gemeentelijke belastingen geëvalueerd en werd onderzocht welke wijzigingen en verschuivingen nuttig konden zijn. Het uitgangspunt van deze fiscale hervorming was het creëren van een zo transparant en eenvoudig mogelijk systeem van gemeentebelastingen, zowel voor de burger als voor het bedrijfsleven. De invoering van deze belasting kaderde volledig in dit actieplan.
In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen doorgevoerd.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus moeten de belastingopbrengsten de administratieve kosten, verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen, dekken.
Ten overstaan van gebruikers van bedrijfsvestigingen bestaat het belastbaar voorwerp uit het hebben van een vestiging die op het grondgebied van de gemeente is gelegen en die wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.
De belastbare grondslag moet eenvoudig meetbaar en controleerbaar zijn en bestaat derhalve uit de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt en die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden. Niet alleen de effectief gebruikte oppervlakten maar ook deze die ter beschikking staan van de belastingplichtige om effectief gebruikt te worden, wanneer hij dat wenst, zijn belastbaar. Het ook belastbaar zijn van deze laatste soort oppervlakten vermijdt betwistingen aangaande het begrip effectief gebruik.
Het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur laat op adequate wijze toe om, bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid, de belasting vast te stellen. Dit oppervlaktecriterium als berekeningsbasis wordt als redelijk en objectief beschouwd teneinde de algemene belasting te berekenen.
Het criterium van indeling in klassen volgens de categorieën niet ingedeelde inrichtingen of activiteiten, en inrichtingen en activiteiten ingedeeld in de derde, tweede en eerste klasse, met ook een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur, wordt voor de berekening van de belasting eveneens als redelijk en objectief beschouwd.
De belasting beoogt belastingplichtigen met verschillende toestanden en die verscheidenheid moet noodzakelijkerwijs worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een speciale belastingregeling.
Verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit maken redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uit voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering. Categorieën van bedrijven die door hun aard de grond (bodem) als natuurlijk productiemiddel aanwenden en die in vergelijking met andere categorieën een lager rendement per vierkante meter oppervlakte hebben, hebben een uitzonderlijke nood aan grotere oppervlakten om een economisch leefbare (rendabele) exploitatie te kunnen realiseren. De tariefstructuur (met een forfaitaire aanslag voor land- en tuinbouwbedrijven) komt tegemoet aan de doelstelling van een evenwichtige spreiding in functie van de financiële draagkracht door voor deze categorieën van belastingplichtigen aangepaste tarieven te voorzien.
Het heffen van minimumbelastingen is gerechtvaardigd door enerzijds de noodzaak om de administratieve kost van de belastingheffing te dekken en anderzijds doordat kan worden aangenomen dat de voorziene minimumbedragen binnen de draagkracht liggen van elke belastingplichtige. Om die reden kan ook voorzien worden in een maximaal belastingbedrag.
Inzake de vrijstellingen van deze belasting:
- Een bijberoep kan een ideale springplank zijn voor wie zelfstandige in hoofdberoep wil worden, maar nog niet meteen de stap wil of kan zetten. Door de zelfstandige in bijberoep niet extra te bezwaren met deze belasting wordt deze stap mogelijks wel (eerder) gezet. Daarom wordt een zelfstandige activiteit in bijberoep van deze belasting vrijgesteld.
- Omwille van de dienst die zij verlenen, worden de vestigingen van scholen en zorginstellingen van deze belasting vrijgesteld. Evenwel geldt deze vrijstelling niet voor de zuiver commerciële gedeelten van de zorginstellingen (bijvoorbeeld cafetaria’s, verkoop van bloemen en kranten in hospitalen …).
- Aangezien de gemeente startende ondernemingen wil steunen en ook kortdurende initiatieven een kans wil geven, wordt vrijstelling van de belasting verleend aan starters en pop-upstores. Voor starters wordt de vrijstelling evenwel beperkt tot drie jaar vanaf 1 januari volgend op de aanvang van de exploitatie.
- Vermits de exploitanten van diensten voor het bezoldigd personenvervoer door het decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer onderworpen worden aan een retributie, zouden zij voor deze bedrijfsactiviteit tweemaal belast worden. Daarom wordt ook voor deze exploitanten vrijstelling van deze belasting voorzien.
Grondwet, artikel 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende invoering van het reglement op de algemene gemeentelijke bedrijfsbelasting, met latere aanvullingen en wijzigingen.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld), 5 stemmen tegen (sp.a) en 12 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de algemene gemeentelijke bedrijfsbelasting goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.