Terug
Gepubliceerd op 27/01/2020

2019_GR_00410 - Gemeentebelastingen: gemeentebelasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen: goedkeuring

gemeenteraad
do 19/12/2019 - 19:00 gemeenteraadzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Mia Mortier, Lieven Dehandschutter, Wout De Meester, Peter Buysrogge, Ine Somers, Marijke Henne, Carl Hanssens, Bart De Bruyne, Filip Baeyens, Sofie Heyrman, Gaspard Van Peteghem, Frans Wymeersch, Kris Van der Coelden, Christel Geerts, Julien Ghesquière, Ilse Bats, Marc Huys, Bart Foubert, Bart Merckx, Maxime Callaert, Veerle De Beule, Femke Pieters, Hasan Bilici, Luk Huys, Kelly Van Elslande, Jan Snellings, Filip Herman, Aster Baeck, Johan Uytdenhouwen, Lore Baeten, Saloua El Moussaoui, Kristof Van Gansen, Jef Maes, Vanessa Blommaert, Anneke Luyckx, Tchantra Van De Walle, Freyja De Rijcke, Koen De Smet, Karel Noppe, Johan Verhulst

Verontschuldigd

Jos De Meyer, Roland Pannecoucke

Secretaris

Johan Verhulst

Voorzitter

Mia Mortier
2019_GR_00410 - Gemeentebelastingen: gemeentebelasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen: goedkeuring 2019_GR_00410 - Gemeentebelastingen: gemeentebelasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen: goedkeuring

Motivering

Argumentatie

- Inzake het doel van deze belasting:
De Vlaamse regering heeft de ambitie om betaalbaar wonen mogelijk te maken. Het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid heeft de leegstand van gebouwen en woningen uit het decreet van 22 december 1995, tot bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, gelicht en georganiseerd als een gemeentebelasting. Artikelen 2.2.6, 2.2.7 en 2.2.8 van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid verplichten de steden en gemeenten in het Vlaams gewest sinds 1 januari 2010 om een leegstandsregister aan te leggen. Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Bij ministerieel besluit van 30 november 2016 wordt de stad vrijgesteld van de adviesverplichting in de administratieve procedure ongeschikt/onbewoonbaarheid.
Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand ook als dusdanig gebruikt wordt. Het ontstaan van buurten met veel leegstaande en/of vervallen woningen en/of gebouwen creëert zones die minder aantrekkelijk zijn, die criminaliteit in de hand werken en die een aantrekkingspool kunnen vormen voor sluikstorters aangezien de sociale controle grotendeels ontbreekt. Buurten die in verval geraken brengen voor de stad extra kosten met zich mee omdat er extra inspanningen moeten geleverd worden voor het waarborgen van de veiligheid en de reinheid op het openbaar domein.
De strijd tegen de leegstaande en/of verwaarloosde woningen en gebouwen en de woningen met een slechte woonkwaliteit zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister of inventaris ongeschikt/onbewoonbaarheid of inventaris van verwaarlozing ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.
Dit belastingreglement kan dienst doen als tool voor de uitvoering van actieplan 17 (leegstand en braakliggende terreinen ontmoedigen) van het beleidsprogramma 2019-2024. Er wordt een actief beleid gevoerd om leegstaande panden opnieuw in te vullen, onder meer door leegstand progressief te belasten.
In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen (zie hierna) doorgevoerd.
Tevens draagt deze belasting bij aan de algemene financiering van de stad.
- Inzake het onderscheid in de tarieven van deze belasting:
Het is aangewezen om een onderscheid te maken tussen bedrijfsruimten, gebouwen en woningen enerzijds, en binnen woningen tussen eengezinswoningen, appartementen en (studenten-)kamers anderzijds. In het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft wordt het begrip ‘kamer’ omschreven als een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het pand waarvan de woning deel uitmaakt.
Het zou niet billijk zijn om (studenten-)kamers, die vaak zeer klein zijn en niet hetzelfde comfortniveau halen als woningen, aan eenzelfde tarief te belasten als een volwaardige woning. Een gelijkaardige motivering geldt voor het lagere tarief van appartementen tegenover woningen: appartementen zijn over het algemeen veel kleiner dan woningen (beschikken meestal over slechts één verdieping, hebben meestal geen tuin ...).
Daarnaast zou het evenmin billijk zijn om bedrijfsruimten die een veel grotere oppervlakte hebben dan gebouwen aan eenzelfde tarief als gebouwen te belasten.
Reeds in 2017, naar aanleiding van de schrapping van de heffing van het Vlaamse Gewest, werden specifieke tarieven vastgesteld voor een woning die ongeschikt of onbewoonbaar is verklaard. Om te garanderen dat een zelfde belastingdruk (in casu de opgeheven gewestelijke heffing + de gemeentelijke belasting) blijft bestaan om de eigenaar van een ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaarde woning ertoe aan te zetten inspanningen te doen om de ongeschiktheid of de onbewoonbaarheid te beëindigen, werden de bestaande gemeentelijke tarieven verhoogd met ongeveer de minimale aanslag die door het Vlaams Gewest werd gevestigd. Dit onderscheid in tarieven met woningen die op een gemeentelijke inventaris staan, maar die niet ongeschikt of onbewoonbaar zijn, is billijk en blijft daarom ook bestaan.
- Inzake de vrijstellingen:
In sommige gevallen kunnen de omstandigheden van die aard zijn dat het billijk is op grond van deze omstandigheden en om de belastingplichtige voldoende tijd te geven om een einde te maken aan de belastbare toestand, vrijstelling van de belasting te verlenen. Het aantal jaren vrijstelling wordt evenwel beperkt. Zo wordt vrijstelling verleend voor:

    • de woning van de natuurlijke persoon die er de laatste bewoner van is en die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling of zich in een vergelijkbare situatie bevindt waarbij overmacht kan worden bewezen (drie jaar vrijstelling);
    • de bedrijfsruimte die, het gebouw dat of de woning die eigendom is van de natuurlijke persoon waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing of een notariële volmacht (drie jaar vrijstelling);
    • de leegstaande bedrijfsruimte die of het leegstaande gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit maar waarvan de economische activiteit niet meer kan uitgeoefend worden omdat de omgevingsvergunning in de zin van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, zijn uitvoeringsbesluiten en latere wijzigingen, die voor de bedrijfsruimte of het gebouw was afgeleverd, niet meer kan verlengd worden (drie jaar vrijstelling); deze vrijstelling geldt evenwel niet wanneer het gebouw verwaarloosd is;
    • de bedrijfsruimte die, het gebouw dat of de woning die getroffen is door een ramp (twee jaar vrijstelling, te verlengen met één jaar);
    • de bedrijfsruimte die, het gebouw dat of de woning die in de loop van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar, van eigenaar veranderd is (twee jaar vrijstelling); deze vrijstelling geldt evenwel niet in specifieke gevallen (bijvoorbeeld bloedverwanten tot en met de derde graad, exclusief erfopvolging of testament);
    • de bedrijfsruimte, het gebouw of de woning waarvoor een omgevingsvergunning is afgeleverd die betrekking heeft op de renovatie van de bedrijfsruimte, het gebouw of de woning (twee jaar vrijstelling, te verlengen met één jaar);
    • de bedrijfsruimte, het gebouw of de woning waarvoor een renovatienota is ingediend en aanvaard (twee jaar vrijstelling, te verlengen met één jaar);
    • de bedrijfsruimte, het gebouw of de woning waarvan het effectief gebruik onmogelijk is wegens een verzegeling (gerechtelijke procedure) of wegens een procedure tot ontbinding van een huurcontract (vrijstelling tot één jaar na het einde van de procedure);
    • het gebouw dat of de woning die eigendom is van een sociale huisvestingsmaatschappij (vijf jaar vrijstelling indien een volledig renovatiedossier is ingediend);
    • het leegstaande gebouw dat voor tijdelijke invulling ter beschikking is gesteld van een door het college van burgemeester en schepenen erkende organisatie die actief op zoek gaat naar invulling (één jaar vrijstelling, te verlengen met één jaar);
    • de bedrijfsruimte die, het gebouw dat of de woning die beschouwd moet worden als beschermd monument of als inventarisitem op de lijst onroerend erfgoed (diverse jaren vrijstelling naargelang de genomen stappen).

De vrijstellingen kunnen gecumuleerd worden, maar, tenzij anders bepaald, kan de totale periode van vrijstelling nooit hoger zijn dan drie jaar.
Het is vooral in het kader van de vrijstellingen dat de gerichte aanpassingen zijn gebeurd (vrijstelling voor huisvestingsmaatschappijen wordt opgetrokken van drie naar vijf jaar gelet op de procedure; vrijstelling voor beschermde monumenten en onroerend erfgoed wordt nieuw toegevoegd (worden vanaf nu ook geïnventariseerd)).

Juridische grond

Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 24 maart 2017 houdende nieuwe vaststelling van het reglement op de belasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen, met latere aanvullingen en wijzigingen.

Besluit

met 32 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 7 onthoudingen (Vlaams Belang en PVDA)

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.