- Inzake het doel van deze belasting:
De Vlaamse regering heeft de ambitie om betaalbaar wonen mogelijk te maken. Het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid heeft de leegstand van gebouwen en woningen uit het decreet van 22 december 1995, tot bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, gelicht en georganiseerd als een gemeentebelasting. Artikelen 2.2.6, 2.2.7 en 2.2.8 van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid verplichten de steden en gemeenten in het Vlaams gewest sinds 1 januari 2010 om een leegstandsregister aan te leggen. Het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Bij ministerieel besluit van 30 november 2016 wordt de stad vrijgesteld van de adviesverplichting in de administratieve procedure ongeschikt/onbewoonbaarheid.
Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand ook als dusdanig gebruikt wordt. Het ontstaan van buurten met veel leegstaande en/of vervallen woningen en/of gebouwen creëert zones die minder aantrekkelijk zijn, die criminaliteit in de hand werken en die een aantrekkingspool kunnen vormen voor sluikstorters aangezien de sociale controle grotendeels ontbreekt. Buurten die in verval geraken brengen voor de stad extra kosten met zich mee omdat er extra inspanningen moeten geleverd worden voor het waarborgen van de veiligheid en de reinheid op het openbaar domein.
De strijd tegen de leegstaande en/of verwaarloosde woningen en gebouwen en de woningen met een slechte woonkwaliteit zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister of inventaris ongeschikt/onbewoonbaarheid of inventaris van verwaarlozing ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.
Dit belastingreglement kan dienst doen als tool voor de uitvoering van actieplan 17 (leegstand en braakliggende terreinen ontmoedigen) van het beleidsprogramma 2019-2024. Er wordt een actief beleid gevoerd om leegstaande panden opnieuw in te vullen, onder meer door leegstand progressief te belasten.
In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen (zie hierna) doorgevoerd.
Tevens draagt deze belasting bij aan de algemene financiering van de stad.
- Inzake het onderscheid in de tarieven van deze belasting:
Het is aangewezen om een onderscheid te maken tussen bedrijfsruimten, gebouwen en woningen enerzijds, en binnen woningen tussen eengezinswoningen, appartementen en (studenten-)kamers anderzijds. In het decreet van 29 maart 2013 houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft wordt het begrip ‘kamer’ omschreven als een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het pand waarvan de woning deel uitmaakt.
Het zou niet billijk zijn om (studenten-)kamers, die vaak zeer klein zijn en niet hetzelfde comfortniveau halen als woningen, aan eenzelfde tarief te belasten als een volwaardige woning. Een gelijkaardige motivering geldt voor het lagere tarief van appartementen tegenover woningen: appartementen zijn over het algemeen veel kleiner dan woningen (beschikken meestal over slechts één verdieping, hebben meestal geen tuin ...).
Daarnaast zou het evenmin billijk zijn om bedrijfsruimten die een veel grotere oppervlakte hebben dan gebouwen aan eenzelfde tarief als gebouwen te belasten.
Reeds in 2017, naar aanleiding van de schrapping van de heffing van het Vlaamse Gewest, werden specifieke tarieven vastgesteld voor een woning die ongeschikt of onbewoonbaar is verklaard. Om te garanderen dat een zelfde belastingdruk (in casu de opgeheven gewestelijke heffing + de gemeentelijke belasting) blijft bestaan om de eigenaar van een ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaarde woning ertoe aan te zetten inspanningen te doen om de ongeschiktheid of de onbewoonbaarheid te beëindigen, werden de bestaande gemeentelijke tarieven verhoogd met ongeveer de minimale aanslag die door het Vlaams Gewest werd gevestigd. Dit onderscheid in tarieven met woningen die op een gemeentelijke inventaris staan, maar die niet ongeschikt of onbewoonbaar zijn, is billijk en blijft daarom ook bestaan.
- Inzake de vrijstellingen:
In sommige gevallen kunnen de omstandigheden van die aard zijn dat het billijk is op grond van deze omstandigheden en om de belastingplichtige voldoende tijd te geven om een einde te maken aan de belastbare toestand, vrijstelling van de belasting te verlenen. Het aantal jaren vrijstelling wordt evenwel beperkt. Zo wordt vrijstelling verleend voor:
De vrijstellingen kunnen gecumuleerd worden, maar, tenzij anders bepaald, kan de totale periode van vrijstelling nooit hoger zijn dan drie jaar.
Het is vooral in het kader van de vrijstellingen dat de gerichte aanpassingen zijn gebeurd (vrijstelling voor huisvestingsmaatschappijen wordt opgetrokken van drie naar vijf jaar gelet op de procedure; vrijstelling voor beschermde monumenten en onroerend erfgoed wordt nieuw toegevoegd (worden vanaf nu ook geïnventariseerd)).
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 24 maart 2017 houdende nieuwe vaststelling van het reglement op de belasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
met 32 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 7 onthoudingen (Vlaams Belang en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting ter bestrijding van leegstand en verkrotting van bedrijfsruimten, gebouwen en woningen goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Het ongevraagd en systematisch verspreiden van ongeadresseerd reclamedrukwerk en gelijkgestelde producten in alle brievenbussen of op de openbare weg is nadelig voor het milieu, verhoogt het volume papierafval en brengt bijkomende kosten voor onder meer afhaling en verwerking mee. De hernieuwing van deze belasting valt onder toepassing van actieplan 25 (minder afval produceren) van het beleidsprogramma 2019-2024. Dit belastingreglement heeft dus een ecologisch doel, namelijk de papierberg beperken, waarbij het principe 'de vervuiler betaalt' wordt gehanteerd. In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen doorgevoerd. Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus moeten de belastingopbrengsten de administratieve kosten, verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen, dekken.
Er is geen aangifteplicht, vermits er voor geopteerd werd om voor deze belasting te werken met forfaitaire aantallen van verspreide exemplaren. Deze aantallen zullen aangepast worden door het college van burgemeester en schepenen telkens de nieuwe aantallen werden bekomen van de diensten van bpost.
Wel is een clausule opgenomen, waarbij vermindering kan bekomen worden wanneer men kan bewijzen dat het aantal exemplaren dat effectief verspreid is, lager is dan het forfaitaire aantal.
Voor het verzamelen van de gegevens zijn door het college van burgemeester en schepenen personeelsleden aangesteld die bevoegd zijn om controle of onderzoek in te stellen en vaststellingen te verrichten in verband met de toepassing van het belastingreglement.
Er wordt differentiatie in de tarieven voorzien om te vermijden dat de verspreiding van reclamedrukwerken of gelijkgestelde producten evenveel zou kosten, ongeacht het aantal bladzijden dat het drukwerk of het product bevat. Daarom wordt de belasting berekend per gewicht van het drukwerk of product.
Inzake de vrijstellingen en verminderingen van deze belasting:
- Lokale handelaars verspreiden in hun buurt reclamedrukwerk over lokale acties. Dit gebeurt meestal met drukwerk van één blad, dat gewoonlijk minder dan 10 gram weegt. Om de lokale handel te bevorderen is het billijk om dergelijke lokale acties, die slechts een beperkt publiek bereiken, van de belasting vrij te stellen. Om die reden wordt een nultarief voorzien voor alle reclamedrukwerken en gelijkgestelde producten die maximaal 10 gram wegen.
- De vrijstelling voor drukwerken in het kader van notariële bekendmakingen, volksraadplegingen, burgerinitiatieven, publicaties zonder commerciële doeleinden, of wanneer de verspreiding van drukwerken uitgaat van politieke partijen, onderwijsinstellingen van de stad, of van handelaars die hinder ondervinden van infrastructuurwerken in de stad, kan gemotiveerd worden door de aard van het drukwerk of door de reden voor of de opdrachtgever van de verspreiding van het drukwerk.
- Bepaalde reclamedrukwerken bevatten ook streeknieuws of andere redactionele artikelen. Proefondervindelijk is vastgesteld dat de reclame die dergelijke drukwerken bevatten, beperkt blijft tot 30 % van het volledige drukwerk. Daarom is het te verantwoorden om vermindering van de belasting te verlenen door in dergelijke gevallen het belastbaar gewicht van het drukwerk te beperken tot 30 % van het effectief gewicht.
- Zoals hiervoor gesteld kan vermindering van de belasting bekomen worden wanneer men kan bewijzen dat het aantal exemplaren dat effectief verspreid is, lager is dan het forfaitaire aantal. De aanvraag om vermindering is wel gebonden aan een aantal voorwaarden.
Het is noodzakelijk gebleken om alle natuurlijke of rechtspersonen die bij de verspreiding van het reclame-drukwerk of van het gelijkgesteld product zijn betrokken, op te nemen als mogelijke belastingplichtige, zodat de betaling van de belastingschuld steeds kan gevorderd worden van een van de betrokkenen.
Deze belasting zou in principe een uitdovend karakter moeten hebben: ze zou automatisch ten einde lopen, wanneer de papierberg verdwijnt. Evenwel moet worden opgemerkt dat, hoewel er een vermindering in het aantal verspreidingen kan worden vastgesteld, deze vermindering toch beperkt blijft. Om een nog beter resultaat te kunnen bekomen, is een hogere belastingaanslag een middel. Daarom is het te verantwoorden om de tarieven in elke gewichtsklasse te verhogen met 0,0025 EUR, en om de minimale aanslag te verdubbelen.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaal kringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) , met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2015 houdende invoering van het reglement op de belasting op de verspreiding van niet-geadresseerd reclamedrukwerk en daarmee gelijkgestelde producten, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
met 32 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 7 onthoudingen (Vlaams Belang en CD&V)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting op de verspreiding van niet-geadresseerd reclamedrukwerk en daarmee gelijkgestelde producten goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Bij tijdelijke privatisering van het openbaar domein krijgt iemand de toelating om voor privéredenen een gedeelte van het openbaar domein tijdelijk voor zichzelf voor te behouden. Het is te verantwoorden om hiervoor een vergoeding te vragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard, de grootte en de duur van het private gebruik.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
Naast de algemene tarieven die voor elke tijdelijke privatisering van toepassing kunnen zijn, is het door de aard van de tijdelijke privatisering noodzakelijk gebleken om onderscheid te maken tussen volgende categorieën:
- tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bedrijfsactiviteiten;
- tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bouwactiviteiten;
- tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van evenementen en soortgelijke activiteiten;
- andere vormen van gebruik van het openbaar domein.
De tijdelijke privatisering om commerciële redenen wordt op grond daarvan hoger belast dan tijdelijke privatiseringen die geen commercieel karakter hebben, zoals bouwactiviteiten of evenementen.
In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen doorgevoerd.
Hiervoor werd voor vrijwel alle types van tijdelijke privatisering van openbaar domein een benchmark uitgevoerd tussen de centrumsteden. Het resultaat van deze benchmark toont aan dat een aantal van de huidige tarieven afwijken van de gemiddelde tarieven van de centrumsteden. Voor deze afwijkende tarieven van tijdelijke privatisering wordt daarom een aanpassing van de tarieven doorgevoerd.
Specifiek voor de aan te passen tarieven:
- Openbare markten:
Na benchmark is gebleken dat het tarief voor marktkramers op risico relatief laag is in vergelijking met het gemiddelde van de centrumsteden. Het is daarom te verantwoorden dit tarief te verhogen. De andere tarieven worden behouden.
- Mobiele verkoopruimten:
Vermits deze bedrijfsactiviteit onder dezelfde noemer als de openbare markten valt, worden de tarieven eveneens behouden.
- Kermisattracties:
Evaluatie van de bestaande kermissen en vergelijking van de bestaande tarieven voor de kermisattracties met andere gemeenten heeft uitgewezen dat aanpassingen aan de bestaande regeling noodzakelijk zijn zodat de tijdelijke privatisering van openbaar domein door kermisattracties op een correctere manier dan voorheen kan berekend worden.
Uit de vergelijking blijkt o.a. dat het tarief voor een autoscooter hoger en het tarief voor een lunapark lager ligt dan de gemiddelde tarieven van de centrum- en buursteden, zodat een aanpassing daarvan te verantwoorden is. Tevens is uit de benchmark gebleken dat het verbruik van elektriciteit en het opstellen van woonwagens binnen de site van de kermis in de meeste gevallen afzonderlijk wordt aangerekend (nu was dat inbegrepen in het tarief). Deze afzonderlijke aanrekening wordt ook ingevoerd.
- Gelegenheidsverkopen tijdens evenementen:
Evaluatie van de gelegenheidsverkopen tijdens evenementen heeft uitgewezen dat het vaststellen van tarieven naargelang het soort evenement (wel of niet Vredefeesten) en naargelang de locatie waar het evenement plaats vindt (wel of niet op de Grote Markt) ertoe leidt dat de belasting op een meer rechtvaardige manier dan voorheen kan aangerekend worden aan de verkopers tijdens evenementen. De aard en de locatie van het evenement trekken immers verschillende toeschouwersaantallen aan.
- Terrassen:
Tijdens het winterterrasseizoen komt het regelmatig voor dat er dagen met terrasjesweer zijn. Door het bestaande systeem van een zomer- en een winterterrasseizoen mogen horeca-uitbaters die enkel toelating hebben voor het zomerterrasseizoen, op die dagen geen gebruik maken van het terras. De sector is daarom vragende partij om van deze regeling af te stappen. Het is te verantwoorden op deze vraag in te gaan.
Daarom wordt een tarief op jaarbasis weerhouden, waarbij elke uitbater van een horecazaak met terras voor zichzelf kan uitmaken wanneer hij het terras ook effectief gebruikt.
- Reclamevoertuigen:
De tarieven voor deze vorm van reclame worden niet meer in dit reglement behouden, maar worden ondergebracht in het reglement op de belasting op vaste en mobiele reclame.
- Rommelmarkten:
Deze tarieven worden behouden in het geval een rommelmarkt op openbaar domein wordt aangevraagd.
- Werfzone:
Na benchmark is gebleken dat het tarief voor werfzones relatief laag is in vergelijking met het gemiddelde van de centrumsteden. Het is daarom te verantwoorden dit tarief (en alle daarvan afgeleide tarieven) te verhogen.
- Gebruik van de Grote Markt voor evenementen:
Ter promotie van de Grote Markt als evenementenplein en om de gemeente internationaal op de kaart te houden als ballonstad (toepassing van actieplan 3 (sterke evenementen organiseren en de culturele en toeristische troeven uitspelen) van het beleidsprogramma 2019-2024), wordt het gebruik van de Grote Markt als opstijgterrein voor luchtballonnen niet meer belast.
- Andere vormen van gebruik van het openbaar domein:
Er is onderscheid gemaakt tussen
- Flyeren:
De gemeente wordt geconfronteerd met stijgende personeels- en werkingskosten.
De verhoging van het tarief is noodzakelijk om de opruimingskosten van weggegooide flyers (waarvoor personeel en middelen moeten worden ingezet) te kunnen blijven dekken.
- Sampling:
De invoering van een tarief voor sampling (uitdelen van producten) is noodzakelijk gebleken om de opruimingskosten van weggegooide producten (waarvoor personeel en middelen moeten worden ingezet) te kunnen dekken.
Het hoger tarief dan voor flyeren wordt gemotiveerd door het feit dat producten uit sampling meestal niet ter plaatse worden verbruikt, zodat op meerdere plaatsen opruiming van weggegooide producten moet gebeuren.
Hierdoor zal het personeel meer tijd nodig hebben om op te ruimen.
Inzake de vrijstellingen van deze belasting:
- Het gratis houden van tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor het plaatsen van gelegenheidsterrassen wordt gemotiveerd door het feit dat deze terrassen enkel bij speciale gelegenheden (festiviteiten) en voor beperkte duur (maximaal drie dagen) worden opgesteld.
- Het gratis houden van tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor standhouders op braderieën, jaarmarkten en andere wordt gemotiveerd door het feit dat de lokale handel tijdens dergelijke activiteiten kan worden gepromoot.
- Het gratis houden van tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor evenementen op de Grote Markt gebeurt in toepassing van actieplan 3 (sterke evenementen organiseren en de culturele en toeristische troeven uitspelen) van het beleidsprogramma 2019-2024. De Grote Markt is wat dat betreft immers het uithangbord van de stad.
- Het gratis houden van tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor evenementen die niet op de Grote Markt plaats vinden, gebeurt onder andere in toepassing van actieplan 5 (werken aan buurten waar iedereen zich thuis voelt) van het beleidsprogramma 2019-2024, maar ook op grond van de aard of het doel van het evenement.
- Vrijstelling van de belasting verlenen voor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bouwactiviteiten, aangevraagd door sociale huisvestingsmaatschappijen, kan gemotiveerd worden door de aard en de opdracht van deze maatschappijen.
- Vrijstelling van de belasting verlenen voor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bouwactiviteiten, aangevraagd door de eigenaar van een pand met erfgoedwaarde, kan gemotiveerd worden door de aard van het pand, mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden.
- Beperkte vrijstelling van de belasting verlenen voor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bouwactiviteiten, aangevraagd door organisaties die activiteiten hebben binnen de sociale economie, kan gemotiveerd worden door de aard en de opdracht van deze organisaties.
- Beperkte vrijstelling van de belasting verlenen voor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bedrijfsactiviteiten, in geval van openbare werken, kan gemotiveerd worden door het feit dat tijdens de openbare werken geen of zeer beperkte tijdelijke privatisering van het openbaar domein in het kader van bedrijfsactiviteiten mogelijk is.
- Vrijstelling van de belasting verlenen voor de tijdelijke privatisering van het openbaar domein voor sampling en/of flyeren, voor zover geen commerciële bedoelingen worden nagestreefd, kan gemotiveerd worden door de reden van de sampling of het flyeren.
Het is noodzakelijk gebleken om alle natuurlijke of rechtspersonen die bij de tijdelijke privatisering van het openbaar domein zijn betrokken, op te nemen als mogelijke belastingplichtige, zodat de betaling van de belastingschuld steeds kan gevorderd worden van een van de betrokkenen.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 24 februari 2017 houdende nieuwe vaststelling van het reglement op de belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
met 27 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en sp.a) en 12 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
- Inzake het doel van deze belasting:
Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende het algemeen waterverkoopreglement heeft sinds 1 juli 2011 een keuring van de privéwaterafvoer verplicht gemaakt voor de eerste ingebruikname, bij belangrijke wijzigingen, na vaststelling van een inbreuk op de gelijkvormigheid (de wettelijke voorschriften) op verzoek van de exploitant, en bij de aanleg van een gescheiden riolering op het openbaar domein.
Een optimale afkoppeling van het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, is voor bestaande gebouwen verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, of als het zo is bepaald in het gebiedsdekkend uitvoeringsplan (GUP).
In het kader van de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen is de afkoppeling van het hemelwater van private gebouwen een vereiste om als gemeentebestuur in aanmerking te komen voor subsidies. De afkoppeling is een eerste stap om infiltratie, buffering en hergebruik van hemelwater op particulier domein te realiseren en op deze wijze het risico op overstromingen in lager gelegen gebieden te beperken. Het voorkomt tevens dat rioleringsstelsels onnodig worden belast en zorgt er voor dat overstort minder in werking treedt. De aanvoer van niet-vervuild hemelwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties moet zoveel mogelijk beperkt worden om deze installaties naar behoren te laten werken. Voor nieuwbouw en voor grote verbouwingen met omgevingsvergunning wordt de afkoppeling van hemelwater en afvalwater opgelegd in de omgevingsvergunning.
Daarnaast worden andere maatregelen opgelegd om de afvoer van afvalwater en het hergebruik, de infiltratie en buffering van hemelwater te optimaliseren. Deze maatregelen zijn afhankelijk van het zoneringsbesluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006.
Het is niet verantwoord dat de overheid investeert in een gescheiden rioleringsstelsel en zuiveringsinfrastructuur, zonder dat er garanties worden ingebouwd dat de burger op een correcte wijze zijn privéwaterafvoer aansluit op de openbare infrastructuur.
Om die reden is het noodzakelijk dat door middel van dit reglement afdwingbaar kan worden gemaakt dat de burger maatregelen neemt zodat zijn privéwaterafvoer correct aansluit op de openbare infrastructuur.
- Inzake de tarieven:
Ten einde de afdwingbaarheid van de te nemen maatregelen te verhogen wordt er voor gekozen om het tarief te verdubbelen per jaar dat men niet in regel is. Vanaf het derde jaar blijft het tarief onveranderd.
Europese Kaderrichtlijn Water van 22 december 2000 welke tot doel stelt om de watervoorraden, de waterbeheersing en de kwaliteit van de leefomgeving tegen 2015 veilig te stellen.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd door het wijzigingsdecreet van 19 juli 2013.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I) en latere wijzigingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 8 april 2011 houdende het algemeen waterverkoopreglement.
Ministerieel besluit van 9 juni 2008 betreffende de vaststelling van het zoneringsplan van de stad Sint-Niklaas.
Ministerieel besluit van 20 augustus 2012 tot vaststelling van de code van goede praktijk voor het ontwerp en de aanleg van rioleringssystemen.
met 28 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, sp.a en PVDA) en 11 onthoudingen (Vlaams Belang en CD&V)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting betreffende de lozing en de afkoppeling van hemel- en afvalwater goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Het is noodzakelijk gebleken om de benaming van het belastingreglement te wijzigen (van tweede verblijven naar tweede verblijven en weekendverblijven).
De stad levert heel wat inspanningen voor personen die niet zijn ingeschreven in de stedelijke bevolkingsregisters of het wachtregister, maar die er toch dikwijls verblijven en dus ook gebruik maken van de gemeentelijke infrastructuur en de dienstverlening. Wie niet is ingeschreven, wordt er ook niet aangeslagen in de aanvullende personenbelasting.
Een belasting op tweede verblijven en weekendverblijven kan gelden als stimulans om de woongelegenheden in de stad effectief als hoofdverblijfplaats aan te wenden en op die manier het residentieel wonen te beschermen en de sociale cohesie te versterken, die in het gedrang komt wanneer woongelegenheden alleen occasioneel of in bijkomende orde worden gebruikt.
Ook wanneer men wel ingeschreven is in de bevolkingsregisters of het wachtregister, maar een tweede verblijf of een weekendverblijf tot beschikking heeft, maakt men op de locatie van dit verblijf gebruik van de stedelijke infrastructuur en dienstverlening.
Het is wenselijk om een bijdrage te vragen in de financiering van de gemeentelijke uitgaven ten laste van deze personen.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen tweede verblijven en weekendverblijven.
Een tweede verblijf wordt omschreven als elke woning op het grondgebied van de stad Sint-Niklaas die (sporadisch) wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie, maar waar niemand is ingeschreven of kan ingeschreven worden in de bevolkingsregisters of het wachtregister. In deze gevallen gaat het derhalve over woningen die bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande. Het (sporadisch) gebruik in overeenstemming met de woonfunctie moet door de gebruiker worden bewezen.
Tevens wordt gedefinieerd welke woningen niet als tweede verblijf worden beschouwd: woningen op de inventaris leegstand en woningen die dienst doen als verblijfplaats tijdens een wachtdienst. Voor deze laatste groep woningen geldt immers dat men bij een wachtdienst verplicht moet kunnen beschikken over een volledig uitgeruste verblijfplaats (onder andere ten gevolge van het ARAB).
Een weekendverblijf wordt omschreven als elk verblijf andere dan woning op het grondgebied van de stad Sint-Niklaas dat in hoofdzaak bestemd is voor en gebruikt wordt als verblijf voor recreatieve of gelijkaardige doeleinden, en dat niet voor bewoning bestemd is of kan bestemd worden. In deze gevallen gaat het vooral over panden voor recreatie, waar niet kan gewoond worden.
De reden van dit onderscheid is vooral voor de bepaling van de belastingtarieven van belang.
De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastbaarheid.
De belasting wordt gevorderd van de eigenaar van het tweede verblijf of het weekendverblijf, zelfs wanneer het verblijf verhuurd wordt of door een derde feitelijk gebruikt wordt.
Een tweede verblijf is een woning, terwijl een weekendverblijf niet voor bewoning bestemd is of kan bestemd worden. Dit onderscheid in mogelijkheden en waarde verantwoordt het feit dat een tweede verblijf hoger belast wordt dan een weekendverblijf.
Daarnaast is het feit of de gebruiker van het tweede verblijf of het weekendverblijf wel of niet in de stad gedomicilieerd is, eveneens een grond om de tarieven te differentiëren, vermits de gebruiker dan wel of niet bijdraagt in de gemeentelijke ontvangsten via de aanvullende personenbelasting.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende nieuwe vaststelling van het reglement op de belasting op tweede verblijven.
met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 onthoudingen (Vlaams Belang)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting op tweede verblijven en weekendverblijven goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
De nieuwe titel (van gemeentebelasting op reclameconstructies naar gemeentebelasting op vaste en mobiele reclame) verduidelijkt dat het hier om reclame gaat die onder diverse vormen kan worden gemaakt.
Een overvloed aan reclame zichtbaar op de openbare weg zorgt voor visuele vervuiling en de stad wenst die te beperken om tot een kwalitatief straatbeeld te komen.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die beschikt over het recht om de reclame op de drager (reclameconstructie, uithangbord en/of aanhangwagen met reclame) te beheren en/of te exploiteren. Als deze persoon of rechtspersoon niet gekend is, dan is de belasting verschuldigd door de eigenaar van de drager waarop de reclame is aangebracht.
Op deze manier kan de betaling van de belastingschuld steeds gevorderd worden van een van de betrokkenen.
Er is slechts een lichte verhoging van de tarieven van deze belasting geweest in 2014. Vermits sinds 2009 het indexcijfer met net geen 20 % is gestegen, is een verhoging van de tarieven dus te verantwoorden.
Ten einde de reclame in het straatbeeld te beperken en een administratieve vereenvoudiging van het reglement te bekomen, wordt voor vaste reclame nog één tarief van toepassing, namelijk 45 EUR per m² per jaar. Het onderscheid op basis van grootte en eventuele verlichting en de daaraan gekoppelde tarieven vervalt, alsook het afzonderlijke tarief voor lichtkranten.
Voor mobiele reclame wordt onderscheid gemaakt tussen reclamevoertuigen die gewoonlijk rondrijden, en aanhangwagens die op een bepaalde locatie geplaatst worden om reclame te maken.
De vrijstelling voor reclame van openbare besturen of gelijkgestelde instellingen, voor notariële aankondigingen, en voor reclame inzake verkiezingen en volksraadplegingen. kan gemotiveerd worden door de aard van de reclame of door de reden van het maken van de reclame.
Door op reclameborden op sportterreinen en tijdens evenementen of gelijksoortige activiteiten een belasting te heffen, zou de gemeente in belangrijke mate de geldstroom tenietdoen die ze aan de betrokkenen doet toekomen via eigen subsidiëring en vaak ook via het goedkoop ter beschikking stellen van sport- of andere gemeentelijke infrastructuur. Om die reden wordt vrijstelling van de belasting voorzien voor reclame op sportterreinen en ter gelegenheid van evenementen of soortgelijke activiteiten.
Omwille van het minder visueel vervuilend karakter is het ook aangewezen vrijstelling van de belasting te verlenen als de vaste reclame hoogstens één vierkante meter groot is.
In toepassing van actieplan 36 (de bedrijvige kernen ondersteunen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is het te verantwoorden om vrijstelling van belasting te verlenen voor vaste reclame op de bedrijfsvestiging van zelfstandigen of vennootschappen op het grondgebied van de stad. Het gaat daarbij om reclame die verwijst naar de naam of de aard van de zaak en de vrijstelling wordt enkel toegestaan voor zover deze bedrijfsvestiging de enige bedrijfsvestiging van de zelfstandige of de vennootschap is.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende goedkeuring van het reglement op de belasting op reclameconstructies en uithangborden.
met 28 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, sp.a en PVDA) en 11 onthoudingen (Vlaams Belang en CD&V)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting op vaste en mobiele reclame goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Deze belasting is te verantwoorden door de overlast voor omwonenden die veroorzaakt wordt door nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie (de zogenaamde belwinkels), shishabars en massagesalons, door de kosten die gemaakt worden inzake toezicht door politie teneinde alert te zijn voor mogelijke verstoringen van de openbare veiligheid en rust, en door het feit dat dergelijke winkels, bars of salons de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het winkelapparaat schaden.
De verhoging van de openingsbelasting voor shishabars (beslissing gemeenteraad van 29 april 2019), die in oorsprong lager was, werd gemotiveerd door het feit dat ook voor shishabars vanaf 1 mei 2019 specifieke voorwaarden worden opgelegd voor het bekomen van een vestigings- en uitbatingsvergunning, waardoor een zelfde belastingtarief te verantwoorden is.
Specifiek voor massagesalons blijkt tevens dat onder andere omwille van een restrictief beleid in Antwerpen kandidaat-uitbaters van massagesalons naar de (centrum)steden in de periferie komen, en dus ook naar Sint-Niklaas. Een rondvraag bij de politiediensten en andere steden geeft aan dat er in massagesalons een verhoogd risico bestaat op verdoken prostitutie, mensenhandel en druggerelateerde zaken.
Het is dan ook te verantwoorden om deze winkels, bars en salons te laten bijdragen in de kosten voor het bestrijden van deze overlast. Het opleggen van een belasting tot het openen van een nachtwinkel, een privaat bureau voor telecommunicatie, een shishabar en een massagesalon, naast voorwaarden tot het bekomen van een vestigings- en uitbatingsvergunning, kan dit soort uitbatingen ontmoedigen.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
De eigenaars van de panden, waar deze winkels, bars of salons zich vestigen, moeten zich bewust zijn van het feit dat zij een grote medeverantwoordelijkheid dragen bij de verhuur van hun goed voor activiteiten die de openbare orde kunnen verstoren, de netheid kunnen aantasten, het imago van het winkelapparaat kunnen schaden, of verhoogd risico op verdoken prostitutie, mensenhandel en druggerelateerde zaken in zich kunnen dragen. Daarom wordt de eigenaar van de handelszaak, de uitbater ervan en de eigenaar van het pand waar de handelszaak wordt uitgebaat, solidair en in solidum gehouden tot betaling van de belasting.
Niets belet een gemeente om een belasting bijkomstig in te zetten om een zeker gedrag of een zekere situatie aan te moedig of te ontmoedigen. Ten einde de opening van bijkomende nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie, shishabars en massagesalons te beperken en dit soort uitbatingen te ontmoedigen, is het te verantwoorden om de tarieven te verhogen.
De openingsbelasting verhoogt van 4.425 EUR naar 5.000 EUR, en de jaarlijkse belasting van 1.475 EUR naar 1.500 EUR.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening.
Wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953, artikel 48.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en/of wijzigingen.
Algemeen politiereglement van de stad Sint-Niklaas.
Gemeenteraadsbeslissing van 29 april 2019 houdende goedkeuring van het reglement op de belasting op nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie, shishabars en massagesalons.
met 38 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang, CD&V en sp.a) en 1 onthouding (PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting op nachtwinkels, private bureaus voor telecommunicatie, shishabars en massagesalons goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Het is aangewezen om de aanwezigheid van masten en pylonen op het grondgebied van de stad Sint-Niklaas te beperken, ter vrijwaring van de aantrekkingskracht van de stad als woonomgeving, en wegens de visuele vervuiling, de landschapsverstoring en het doorbreken van de vrije open ruimte.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
Diverse rechtspraak en de onderrichtingen in de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit bepalen dat de belastbaarheid van een hoogte van 15 meter boven het maaiveld een voldoende objectief criterium is met het oog op het doel, de aard en de gevolgen van de belasting. Vermits de belasting een compensatie moet bieden o.a. voor visuele hinder en dus voor hinder van de plaatselijke bevolking, is de hoogte wel degelijk relevant. Het behoort tot de autonome bevoegdheidssfeer van de gemeente om in te vullen waar de grens van aanvaardbare hinder ligt. Hoogtes van 15 meter zijn gebruikelijk.
Het landschap verstorend karakter van masten en pylonen die dienen om groene stroom te produceren, wordt voldoende gecompenseerd door het maatschappelijk belang, zodat hiervoor vrijstelling kan verleend worden.
Het landschap verstorend karakter van masten en pylonen die dienen voor louter recreatief gebruik en voor openbare hulpverlenings- en veiligheidsdiensten die primaire overheidstaken uitoefenen, wordt voldoende gecompenseerd door het maatschappelijk belang, zodat hiervoor vrijstelling kan verleend worden.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende nieuwe vaststelling van het reglement op de belasting op tweede verblijven.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld) en 17 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V, sp.a en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de gemeentebelasting op masten en pylonen goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Een algemene en evenwichtige spreiding van de belastingdruk wordt nagestreefd over al de belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente. Deze belasting heeft tot doel de gebruikers van bedrijfsvestigingen op het grondgebied van de gemeente te laten bijdragen.
Overeenkomstig actieplan 5 van het Witboek voor de bestuursperiode 2013-2018 werden alle gemeentelijke belastingen geëvalueerd en werd onderzocht welke wijzigingen en verschuivingen nuttig konden zijn. Het uitgangspunt van deze fiscale hervorming was het creëren van een zo transparant en eenvoudig mogelijk systeem van gemeentebelastingen, zowel voor de burger als voor het bedrijfsleven. De invoering van deze belasting kaderde volledig in dit actieplan.
In toepassing van actieplan 44 (belastingen en premies doorlichten en hervormen) van het beleidsprogramma 2019-2024 is dit belastingreglement opnieuw geëvalueerd en worden een aantal gerichte aanpassingen doorgevoerd.
Tevens is het budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren. De heffing van de belasting zelf moet efficiënt en rendabel zijn. Aldus moeten de belastingopbrengsten de administratieve kosten, verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen, dekken.
Ten overstaan van gebruikers van bedrijfsvestigingen bestaat het belastbaar voorwerp uit het hebben van een vestiging die op het grondgebied van de gemeente is gelegen en die wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.
De belastbare grondslag moet eenvoudig meetbaar en controleerbaar zijn en bestaat derhalve uit de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt en die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden. Niet alleen de effectief gebruikte oppervlakten maar ook deze die ter beschikking staan van de belastingplichtige om effectief gebruikt te worden, wanneer hij dat wenst, zijn belastbaar. Het ook belastbaar zijn van deze laatste soort oppervlakten vermijdt betwistingen aangaande het begrip effectief gebruik.
Het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur laat op adequate wijze toe om, bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid, de belasting vast te stellen. Dit oppervlaktecriterium als berekeningsbasis wordt als redelijk en objectief beschouwd teneinde de algemene belasting te berekenen.
Het criterium van indeling in klassen volgens de categorieën niet ingedeelde inrichtingen of activiteiten, en inrichtingen en activiteiten ingedeeld in de derde, tweede en eerste klasse, met ook een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur, wordt voor de berekening van de belasting eveneens als redelijk en objectief beschouwd.
De belasting beoogt belastingplichtigen met verschillende toestanden en die verscheidenheid moet noodzakelijkerwijs worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een speciale belastingregeling.
Verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit maken redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uit voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering. Categorieën van bedrijven die door hun aard de grond (bodem) als natuurlijk productiemiddel aanwenden en die in vergelijking met andere categorieën een lager rendement per vierkante meter oppervlakte hebben, hebben een uitzonderlijke nood aan grotere oppervlakten om een economisch leefbare (rendabele) exploitatie te kunnen realiseren. De tariefstructuur (met een forfaitaire aanslag voor land- en tuinbouwbedrijven) komt tegemoet aan de doelstelling van een evenwichtige spreiding in functie van de financiële draagkracht door voor deze categorieën van belastingplichtigen aangepaste tarieven te voorzien.
Het heffen van minimumbelastingen is gerechtvaardigd door enerzijds de noodzaak om de administratieve kost van de belastingheffing te dekken en anderzijds doordat kan worden aangenomen dat de voorziene minimumbedragen binnen de draagkracht liggen van elke belastingplichtige. Om die reden kan ook voorzien worden in een maximaal belastingbedrag.
Inzake de vrijstellingen van deze belasting:
- Een bijberoep kan een ideale springplank zijn voor wie zelfstandige in hoofdberoep wil worden, maar nog niet meteen de stap wil of kan zetten. Door de zelfstandige in bijberoep niet extra te bezwaren met deze belasting wordt deze stap mogelijks wel (eerder) gezet. Daarom wordt een zelfstandige activiteit in bijberoep van deze belasting vrijgesteld.
- Omwille van de dienst die zij verlenen, worden de vestigingen van scholen en zorginstellingen van deze belasting vrijgesteld. Evenwel geldt deze vrijstelling niet voor de zuiver commerciële gedeelten van de zorginstellingen (bijvoorbeeld cafetaria’s, verkoop van bloemen en kranten in hospitalen …).
- Aangezien de gemeente startende ondernemingen wil steunen en ook kortdurende initiatieven een kans wil geven, wordt vrijstelling van de belasting verleend aan starters en pop-upstores. Voor starters wordt de vrijstelling evenwel beperkt tot drie jaar vanaf 1 januari volgend op de aanvang van de exploitatie.
- Vermits de exploitanten van diensten voor het bezoldigd personenvervoer door het decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer onderworpen worden aan een retributie, zouden zij voor deze bedrijfsactiviteit tweemaal belast worden. Daarom wordt ook voor deze exploitanten vrijstelling van deze belasting voorzien.
Grondwet, artikel 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende invoering van het reglement op de algemene gemeentelijke bedrijfsbelasting, met latere aanvullingen en wijzigingen.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld), 5 stemmen tegen (sp.a) en 12 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 het reglement op de algemene gemeentelijke bedrijfsbelasting goed te keuren.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
- Het is toegestaan om de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting voor meerdere jaren vast te stellen. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruik gemaakt.
- Inzake het doel van deze belasting:
Deze belasting draagt bij aan de algemene financiering van de stad. Voor de aanslagjaren 2020 en 2021 blijft het percentage behouden. Gelet op de financiële toestand van de stad zal het percentage vanaf het aanslagjaar 2022 dalen.
Grondwet, artikel 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Wetboek van de inkomstenbelastingen, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992.
Ministeriële onderrichtingen ter zake.
met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 stemmen tegen (Vlaams Belang)
voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2021 een aanvullende belasting te vestigen ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
de belasting vast te stellen op 8,50 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar;
deze belasting te vestigen op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
de vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting door het toedoen van het bestuur der directe belastingen te laten geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
- Het is toegestaan om de opcentiemen op de onroerende voorheffing voor meerdere jaren vast te stellen. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruik gemaakt.
- Inzake het doel van deze belasting:
Deze belasting draagt bij aan de algemene financiering van de stad. Gelet op de financiële toestand van de stad blijft het aantal opcentiemen behouden.
Grondwet, artikel 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Wetboek van de inkomstenbelastingen, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992.
Decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
Decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies.
met 32 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 7 stemmen tegen (Vlaams Belang en PVDA)
voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 ten bate van de gemeente 834,38 opcentiemen te heffen op de onroerende voorheffing.
de vestiging en de inning van de gemeentebelasting te laten gebeuren door toedoen van de Vlaamse Belastingdienst.
- Inzake het doel van deze belasting:
Diftar werkt met een tarifering op basis van ledigingsgewicht en aanbiedfrequentie, waarbij de kosten individueel en correct toegewezen worden aan de gebruiker en aldus het principe ‘de vervuiler betaalt’ op een correcte wijze wordt geïmplementeerd.
De restafvalzak (30 en 60 l) werd per 1 juli 2019 vervangen door een (grijze) kunststof container van 40, 120, 240 of 1.100 l op adresniveau, telkens uitgerust met een intelligente chip en optioneel een slot.
- Inzake de belastingplichtige:
De kosten van inzameling, hergebruik, recyclage, nuttige toepassing en verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen worden verhaald op de aanbieders via een kohierbelasting, die gedifferentieerd wordt in functie van het aantal aanbiedingen en in functie van het aangeboden gewicht. De kosten worden via een zogenaamd post-facturatiesysteem aangerekend, waarbij de burger zesmaandelijks een gedetailleerd aanslagbiljet ontvangt. Dit aanslagbiljet wordt door MIWA gegenereerd, en wordt na inkohiering op last van de betreffende gemeentelijke administratie verstuurd.
- Inzake de grondslag en de tarieven:
Er worden tarieven voorzien per kilogram voor de eerste honderd kilogram per gezinslid, voor elke bijkomende kilogram per gezin, en voor de lediging van de container. Daarnaast worden tarieven voorzien voor omruiling van een container en voor het plaatsen van een containerslot.
Sint-Niklaas beschikt tevens over ondergrondse containers, voor aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, waar via een toegangsbadge, toegang verleend wordt tot het systeem. Er is geen onderscheid in het tarief tussen het aangeboden huisvuil via individuele container of het gebruik van een ondergrondse container met vulsluis, gezien rekening werd gehouden met de omrekensleutel/bepalingen in het VLAREMA.
Ook voor deze aanbieding worden tarieven voorzien per inworp in de container, en bij verlies van de toegangsbadge.
Voor het bepalen van de belasting geldt de gezinssituatie op twee referentiedata, namelijk op 1 januari en op 1 juli van het aanslagjaar. De berekening gebeurt op basis van het aantal gezinsleden die op de referentiedata op het ophaalpunt gedomicilieerd zijn.
- Inzake de verminderingen:
Het belastingreglement voorziet verminderingen van de belasting voor bepaalde categorieën van sociaal gerechtigden wegens hun sociale toestand en voor personen die wegens gezondheidsredenen veel restafval hebben. Ook voor de berekening van de verminderingen voor sociaal gerechtigden geldt de gezinssituatie op twee referentiedata, namelijk op 1 januari en op 1 juli van het aanslagjaar.
- Inzake de inning:
De aangesloten gemeenten kunnen volgens het materialendecreet, artikel 26, de inning van voornoemde kohierbelasting overdragen aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband waaraan zij deelnemen. Deze inningsbevoegdheid laat toe om de gemeente te ontlasten, waarbij de geïnde gelden periodiek zullen overgemaakt worden aan de betrokken vennoot, al dan niet via verrekening met de werkingsbijdragen. Dit is hier gebeurd (voor zowel bovengrondse als ondergrondse containers).
- Inzake de gerichte aanpassingen aan het reglement:
- In artikel 6 zijn twee verduidelijkingen nodig:
- In § 2.B wordt de tekst Personen die niet behoren tot § 2.A hiervoor, maar door hun ziekte veel huisvuilzakken nodig hebben vervangen door Personen die niet behoren tot § 2.A hiervoor, maar door hun ziekte veel huisvuil hebben. Er wordt immers niet meer met huisvuilzakken gewerkt.
- Het is noodzakelijk gebleken om een clausule toe te voegen, die verduidelijkt dat de vermindering die men kan bekomen, nooit hoger kan zijn dan de belasting die men moet betalen voor de ophaling en verwerking van restafval.
- De tekst van de artikels 7, 8, 9 en 10 wordt vereenvoudigd en samengevoegd tot één artikel 7, zodat deze algemene bepalingen op dezelfde wijze als in de andere belastingreglementen worden weergegeven.
Om rechtsonzekerheid te voorkomen moeten deze verduidelijkingen met terugwerking gebeuren op de datum van invoering van het reglement.
Grondwet, artikel 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41, 14°.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (materialendecreet), inzonderheid artikel 26.
Decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen.
Besluit van 17 februari 2012 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materialenringlopen en afvalstoffen (VLAREMA).
Gemeenteraadsbeslissing van 22 december 2016 houdende de principiële goedkeuring van de participatie in het diftar-project van MIWA vanaf 1 juli 2019.
Gemeenteraadsbeslissing van 25 januari 2019 houdende de invoering van de belasting op de ophaling en verwerking van restafval (huisvuil).
met 27 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en sp.a), 1 stem tegen (PVDA) en 11 onthoudingen (Vlaams Belang en CD&V)
met ingang van 1 juli 2019 de wijziging van het reglement op de gemeentebelasting op de ophaling en verwerking van restafval (huisvuil) goed te keuren.
De tekst van deze wijziging luidt als volgt: (aangeduid in grijs)
Artikel 6 – Verminderingen
§ 2. Er wordt vermindering van de belasting verleend aan:
B. Personen die niet behoren tot § 2.A hiervoor, maar door hun ziekte veel huisvuilzakken nodig hebben.
§ 5. De totale vermindering per referentieperiode voor een ophaalpunt kan nooit hoger zijn dan de belastingaanslag voor de ophaling en verwerking van restafval, zoals bedoeld in artikel 4 § 1, per referentieperiode voor dat ophaalpunt.
Artikel 7 – Algemene bepalingen
De vestiging, de invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen, voor de ophaling en verwerking van restafval, zoals bedoeld in artikel 4 § 1 en § 3.A, B en C.
De belasting wordt contant geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs voor de ophaling en verwerking van restafval, zoals bedoeld in artikel 4 § 2 en § 3.D.
Een exemplaar van het reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Nu het stadsbestuur dit punt op de agenda zet, zouden wij willen terugkomen op het voorstel dat wij al tot twee keer toe hebben naar voren gebracht, namelijk dat ook de ouders met kinderen jonger dan twee jaar zouden kunnen genieten van een korting op deze tarieven omwille van het feit dat pampers veel zwaarder doorwegen wanneer getaxeerd wordt op gewicht en niet op volume. Wij willen nogmaals aandringen op het feit dat we in Sint-Niklaas het voorstel van N-VA Sint-Gillis zouden overnemen, namelijk een korting van 40 EUR per jaar per kind tot 2 jaar. Een kind heeft ongeveer 8 luiers per volledige dag nodig heeft en deze wegen gemiddeld 175 gram. Eén kind levert per dag ongeveer 1,4 kg vuile luiers op. Op jaarbasis is dat 511 kg vuile luiers. In het diftar-principe kost dit aan het gezin 120,75 EUR (100 kg aan 0,18 EUR/kg en 411 kg aan 0,25 EUR/kg) puur aan gewicht. Vandaag kan men 511 kg in 35 grijze huisvuilzakken stoppen wat 61,25 EUR kost, de helft. Men kan de luiers in aparte witte zakken ook naar het containerpark brengen, maar geef toe welke ouder, onthaalouder of kinderopvangverantwoordelijke wil zijn eigen auto laden met 'gevulde' luiers nadat ze meerdere weken werden opgespaard. “Vandaar dat we voorstellen om ouders én onthaalouders en kinderopvangdiensten een tegemoetkoming te geven van 40 EUR per jaar per kind tot 2 jaar”. Dat zou de stad ongeveer 50.000 EUR kosten, wat in kader van sociaal beleid zeker te verantwoorden is. We vinden ook dat de gemeente zich niet achter MIWA of andere gemeenten moet verschuilen en dit zelf kan beslissen. "Met extra goed te sorteren kan je als jonge ouder niet compenseren wat de meerkost is van het gewicht van de luiers" dixit Koen Daniëls. (zie https://sint-gillis-waas.n-va.be/nieuws/aandacht-voor-gezinnen-met-kinderen-kinderopvang-en-verenigingen-bij-diftar)
Als amendement stellen wij voor bij artikel 6 §2:
C. Gezinnen, hetzij gehuwd, hetzij officieel samenwonend, krijgen een korting van 40 EUR per kind jonger dan twee jaar omwille van de extra kost omwille van het gebruik van luiers. Deze korting geldt in het aanslagjaar waarin het kind is geboren, tot het kind de leeftijd van drie jaar nog niet heeft bereikt.
met 6 stemmen voor (sp.a en PVDA), 22 stemmen tegen (N-VA, Groen en Open Vld) en 11 onthoudingen (Vlaams Belang en CD&V)
De stad en de burgers worden voortdurend geconfronteerd met de plaatsing van en/of het onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op gemeentelijk grondgebied. Deze nutsvoorzieningen vergen werkzaamheden langs de gemeentelijke wegen en hebben aldus een impact op het openbaar domein.
De stad heeft de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen goedgekeurd. Deze code heeft tot doel een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, teneinde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden. Deze code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten.
Op het vlak van het onderhoud en de herstellingen moeten ook geregeld dringende werken worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening. Daarnaast zijn er een aantal werken zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die bijna constant een impact hebben op het openbaar domein.
De code is onlangs geactualiseerd naar aanleiding van meer aandacht voor minder hinder, meer oog voor het totaal concept en het gebruik van nieuwe e-instrumenten GIPOD, KLIP ...
Op grond hiervan kunnen de gemeenten sedert verschillende jaren aan de distributienetbeheerders een retributie aanrekenen voor de hinder op het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan de nutsvoorzieningen.
De mogelijkheid om bij de distributienetbeheerder de betaling te verkrijgen van een gemeentelijk opgelegde retributieheffing vindt zijn grondslag in de statuten, waarvoor de raad van bestuur een algemeen kader kan creëren, en voor zover dit aanvaard is in het distributienettarief door de reguleringsinstantie. Er is eveneens voorzien dat de distributienetbeheerder aan haar vennoten alle informatie ter beschikking zal stellen die noodzakelijk is om de retributie te heffen.
Het huidige retributiereglement dat door de gemeenteraad hernieuwd werd in zitting van 19 december 2013 en gewijzigd werd in zitting van 21 december 2016, vervalt per 31 december 2019. Een hernieuwing van het reglement voor de periode 2020-2021-2022 is daarom noodzakelijk.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013 houdende hernieuwing van het reglement op de retributie op het uitvoeren van werken aan nutsvoorzieningen op het openbaar domein.
Gemeenteraadsbeslissing van 21 december 2016 houdende wijziging van het reglement op de retributie op het uitvoeren van werken aan nutsvoorzieningen op het openbaar domein.
met 30 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V behalve raadsleden Saloua El Moussaoui en Julien Ghesquière en sp.a) en 9 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V-raadsleden Saloua El Moussaoui en Julien Ghesquière en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 de hernieuwing van het reglement op de retributie op het uitvoeren van werken aan nutsvoorzieningen op het openbaar domein voor de periode 2020-2021-2022 goed te keuren.
Hierna wordt per artikel van het reglement aangegeven welke aanpassingen zijn doorgevoerd en om welke reden. Daarbij is rekening gehouden met de nieuwe richtlijnen zoals bepaald in de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.
Artikel 2 – Retributieplichtige
Hier wordt bijkomend geformuleerd wanneer de retributie verschuldigd is. Het is immers noodzakelijk gebleken dit zo specifiek mogelijk te formuleren zodat het voor de gebruiker duidelijk is wanneer de retributie voor hem specifiek wordt gevorderd. Naargelang de aard van het gebruik is de retributie verschuldigd voorafgaand aan het gebruik, bij het gebruik of achteraf na het gebruik van de dienst, de infrastructuur of het materieel.
Artikel 3 – Algemene bepalingen inzake de tarieven
Vanaf 1 januari 2020 zal in sommige gevallen btw moeten aangerekend worden voor het gebruik van bepaalde diensten, bepaalde infrastructuur of bepaald materieel, aangeboden door de gemeentelijke instellingen. Dit gebeurt in toepassing van diverse circulaires van de administratie van de btw. Daarom wordt de regeling inzake btw specifiek opgenomen in het retributiereglement.
Kort samengevat kan gesteld worden dat btw zal moeten aangerekend worden voor activiteiten die aanleiding kunnen geven tot potentiële concurrentieverstoring, voor zover de inkomsten van de stad voor elk van deze activiteiten een omzet van meer dan 25.000 EUR halen.
Artikel 6 – Tarieven en toepasselijke tarieftypes
§ 1. Voor alle gemeentelijke instellingen
De tarieven voor personeelskosten zijn geactualiseerd. Daarbij is rekening gehouden met overhead kosten.
Daarnaast zijn nieuwe diensten, die nog niet voorzien waren, toegevoegd (onder andere in het kader van openbaar bestuur, voor de verkoop van bepaalde producten …).
§ 2. Gidsbeurten van natuurgidsen, toeristische gidsen en museumgidsen zijn uit het specifieke beleidsveld verwijderd en samen opgenomen in een afzonderlijk onderdeel. Het gaat immers steeds over dezelfde tarieven.
Er zijn tevens tarieven voorzien voor wijziging van een reservatie en voor annulering van een gidsbeurt, vermits dit kosten met zich meebrengt die aan de aanvrager moeten aangerekend worden. Wijziging van reservatie en annulering van een schoolbezoek kan evenwel gratis.
§ 3. Administratieve dienstverlening
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat de afgifte van administratieve stukken niet meer onder de vorm van een belasting moet worden aangerekend. Daarom zijn de tarieven voor de afgifte van identiteitskaarten, verblijfskaarten voor vreemdelingen, identiteitsbewijzen voor kinderen, internationale paspoorten (reispassen), rijbewijzen en akten van voornaamswijziging, opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld.
In functie van gebruiksgemak voor de burger (onder andere het gebruik van de betaalterminal) zijn de tarieven niet langer een tarief 'kostprijs aanmaak + stadsaandeel voor de afgifte', maar een vast tarief dat beide onderdelen bevat.
§ 4 bevat geen aanpassingen en blijft onveranderd behouden.
§ 5. Mobiliteit
Met ingang van 1 januari 2020 wordt het decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer van toepassing. Dit decreet voorziet dat de vergunningen die uitgereikt worden voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer in de gemeente waar de exploitatiezetel is gevestigd, aanleiding geven tot een jaarlijkse gemeenteretributie ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning.
Het decreet bepaalt ook dat de houders van vergunningen voor een taxidienst of voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die afgegeven zijn krachtens het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit nieuwe decreet, ertoe gemachtigd worden hun diensten te blijven exploiteren conform de voorwaarden en gedurende de resterende duurtijd van de lopende vergunning.
Op basis hiervan zouden deze exploitanten voor de duur van hun lopende vergunning niet onderworpen zijn aan het nieuwe decreet, en dus ook geen retributie verschuldigd zijn. Immers, ook het reglement op de belasting op taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder wordt niet hernieuwd, net omdat het decreet een retributie voorziet.
Om deze ongelijkheid te voorkomen en om er voor te zorgen dat de vergunninghouder dezelfde retributie betaalt, ongeacht onder welk decreet zijn vergunning is afgeleverd, is het noodzakelijk de tarieven en de voorwaarden, zoals vastgesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 8 november 2019, betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer, op te nemen in dit retributiereglement en van toepassing te maken voor alle vergunningen, ongeacht onder welk decreet ze zijn afgeleverd. Deze tarieven bedragen 250 EUR en 350 EUR per voertuig per jaar (jaarlijks te indexeren). De tarieven verschillen naargelang het om een zero-emissievoertuig of om een voertuig met een bepaalde eco-score gaat.
Er wordt van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt om het nieuwe tarief voor een bestuurderspas, dat eveneens door het nieuwe decreet met uitvoeringsbesluit wordt voorzien, mee op te nemen in dit retributiereglement.
§ 6. Ophalen en verwerken van huisvuil en overig afvalbeheer
Het tarief van huisvuilzakken voor luiers is in overeenstemming gebracht met de tarieven die de andere MIWA-gemeenten aanrekenen.
Er zijn nieuwe tarieven toegevoegd voor het recyclagepark in Nieuwkerken. De oude tarieven (enkel voor Vlyminckshoek in Sint-Niklaas) blijven geldig tot de ingebruikname van het diftar-recyclagepark (met E-ID toegangscontrole en weging van betalende fracties via in- en uitgaande weegbruggen) op deze site. Vanaf deze ingebruikname zullen de tarieven zoals voor Nieuwkerken van toepassing worden.
Een aantal tarieven zijn ook geactualiseerd (onder andere verwerking van groenafval).
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat de opruiming van een sluikstort niet meer onder de vorm van een belasting moet worden aangerekend. Daarom zijn daarvoor tarieven opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. Deze tarieven worden geactualiseerd.
§ 7. Lokale politie
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat bepaalde tussenkomsten van gemeentelijke instellingen niet meer onder de vorm van een belasting moeten worden aangerekend. Daarom zijn de tarieven voor tussenkomsten van de lokale politie bij takelen van voertuigen, bij vervoer van personen (dronken of onder invloed van drugs) en bij nodeloze alarmmeldingen, opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. De oorspronkelijke tarieven blijven behouden.
§ 8. Land-, tuin- en bosbouw
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15-02-2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat de afgifte van administratieve stukken niet meer onder de vorm van een belasting moet worden aangerekend. Daarom is het tarief voor de afgifte van een slachtbewijs opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. Het oorspronkelijke tarief blijft behouden.
§ 9. Ruimtelijke planning
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat de afgifte van administratieve stukken niet meer onder de vorm van een belasting moet worden aangerekend. Daarom zijn de tarieven voor de afgifte van omgevingsvergunningen en het verstrekken van vastgoedinformatie opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. De oorspronkelijke tarieven blijven behouden.
Bijkomend wordt wel een nieuw tarief voorzien voor het verstrekken van milieukundige inlichtingen, die steeds meer gevraagd worden door studiebureaus die in het kader van de opmaak van een bodemonderzoek/sanering alle mogelijke inlichtingen opvragen. Daarvoor is opzoekingswerk noodzakelijk en moeten documenten overgemaakt worden. Het is billijk om daarvoor een tarief (50 EUR per perceel) aan te rekenen.
§ 10. Woningbeleid
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat de afgifte van administratieve stukken niet meer onder de vorm van een belasting moet worden aangerekend. Daarom zijn de tarieven voor de afgifte van een conformiteitsattest opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. De oorspronkelijke tarieven blijven behouden.
§ 11 tot en met § 15 bevatten, met uitzondering van de gidsbeurten (zie § 2), geen aanpassingen en blijven onveranderd behouden.
§ 16. Feesten en plechtigheden
Voor feesten en dergelijke was wel al een tarief voorzien voor de huur van restafvalcontainers, maar nog niet voor de afvoer en de verwerking van het restafval. Nu wordt hetzelfde tarief dat in het belastingreglement op de ophaling en verwerking van restafval (huisvuil) is vastgesteld, in dit reglement opgenomen.
De bestaande tarieven blijven verder ongewijzigd behouden.
§ 17. Sport
In dit onderdeel worden de tarieven voor het gebruik van de nieuwe zaal voor gevechtssporten in De Witte Molen toegevoegd.
§ 18 bevat geen aanpassingen en blijft onveranderd behouden.
§ 19. Deeltijds kunstonderwijs
De inschrijvingsgelden zijn geactualiseerd. Voor de inschrijving in de Vrije Ateliers is men afgestapt van een inschrijving per trimester naar een inschrijving per dagdeel per semester.
§ 20 tot en met § 22 bevatten geen aanpassingen en blijven onveranderd behouden.
§ 23. Begraafplaatsen
In de ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit wordt bepaald dat bepaalde tussenkomsten van gemeentelijke instellingen niet meer onder de vorm van een belasting moeten worden aangerekend. Daarom zijn de tarieven voor ontgraving, begraving, bijzetting en uitstrooiing opgenomen in deze retributie onder dit beleidsveld. De oorspronkelijke tarieven blijven behouden.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3 .
Gemeenteraadsbeslissing van 19 december 2013, houdende invoering van de retributie op het gebruik van diensten, infrastructuur en materieel, aangeboden door de gemeentelijke instellingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
met 27 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en sp.a) en 12 onthoudingen (Vlaams Belang, CD&V en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 de hernieuwing van het reglement op de retributie op het gebruik van diensten, infrastructuur en materieel, aangeboden door de gemeentelijke instellingen goed te keuren.
Het is noodzakelijk gebleken om een betwiste schuld duidelijker te definiëren wanneer het om een fiscale schuldvordering gaat. Daarom wordt de letterlijke tekst van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen, overgenomen.
Grondwet, artikelen 41, 162 en 170 § 4.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40 § 3.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
Gemeenteraadsbeslissing van 25 augustus 2017 houdende invoering van het reglement op de retributie op de invordering van fiscale en niet fiscale ontvangsten.
met 32 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 7 onthoudingen (Vlaams Belang en PVDA)
met ingang van 1 januari 2020 de wijziging van het reglement op de retributie op de invordering van fiscale en niet-fiscale ontvangsten goed te keuren.
De tekst van deze wijziging luidt als volgt:
Artikel 2 – Terminologie
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
§ 4. Betwiste schuld:
een schuld wordt aangezien als rechtsgeldig betwist onder volgende voorwaarden:
A. In het geval van een fiscale schuldvordering is artikel 9 § 1 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen, van toepassing. Dit artikel luidt als volgt:
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag, een belastingverhoging of een administratieve geldboete, een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, dat handelt als administratieve overheid.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Bezwaarschriften kunnen via een duurzame drager worden ingediend binnen de termijnen en onder de voorwaarden vermeld in het tweede lid indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet.
Elke budgetwijziging moet passen binnen het goedgekeurd meerjarenplan. Momenteel ligt de budgetwijziging van kerkfabrieken voor waarbij werd nagegaan of deze past binnen het meerjarenplan van alle kerkfabrieken samen.
De in het meerjarenplan 2014-2019 van de stad vastgelegde maximumbedragen zijn voor de exploitatie 500.000 EUR per jaar of 3.000.000 EUR/2014-2019 en voor de investeringen 1.200.000 EUR/2014-2019.
In de gemeenteraadszitting van 26 oktober 2018 werd het budget 2019 goedgekeurd en werd beslist dat er middelen vrij kwamen om de investeringstoelage te dekken.
Deze budgetwijzigingen hebben geen invloed op het totaal van de investeringstoelagen. Deze passen binnen het meerjarenplan van alle kerkfabrieken samen.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
akte te nemen van de budgetwijziging nummer 1 van het budget 2019 van de kerkfabrieken Onze-Lieve-Vrouw Ten Bos en Sint-Niklaas.
De coördinatietabel van het centraal kerkbestuur toont voor de exploitatietoelagen in het meerjarenplan 2020-2025 een totaal van 2.049.770,50 EUR. In het meerjarenplan van de stad wordt elk jaar een bedrag van maximaal 350.000 EUR ingeschreven - dit volgens de afspraken gemaakt door de stad en het centraal kerkbestuur - behalve in 2020.
In 2020 sluit de stad zich aan bij het ingediende budget van het centraal kerkbestuur en schrijft ze hiervoor 159.493,47 EUR in.
De coördinatietabel van het centraal kerkbestuur toont voor de investeringstoelagen in het meerjarenplan 2020-2025 een totaal van 1.445.638,33 EUR. In het meerjarenplan 2020-2025 van de stad wordt er maximaal 1.200.000 EUR aan investeringstoelagen voorzien. De rest, 245.638,33 EUR, wordt bijgepast door de overdracht van de niet uitbetaalde investeringstoelagen van 2019 naar het nieuwe meerjarenplan. Deze overdracht van kredieten wordt eind februari 2020 uitgevoerd.
In 2020 sluit de stad zich aan bij het ingediende budget van het centraal kerkbestuur en schrijft ze hiervoor 706.916,34 EUR in. Het saldo van 493.083,66 EUR (1.200.000-706.916,34) wordt voorlopig evenredig verdeeld over de vijf volgende jaren (98.616,73 EUR per jaar) en zo ook ingeschreven bij de stad. Bij de overdracht van de kredieten van 2019 naar het nieuwe meerjarenplan kan de 245.638,33 EUR worden herverdeeld over de vijf volgende jaren waardoor er volledige overeenstemming zal zijn tussen de coördinatietabel van het centraal kerkbestuur en de kredieten voorzien bij de stad.
De voorziene niet-uitgevoerde investeringswerken van 2019 en de daaraan gekoppelde investeringstoelagen worden overgedragen naar het nieuwe meerjarenplan 2020-2025, waardoor deze werken uitgevoerd kunnen worden.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, in het bijzonder artikelen 23 en 41 tot en met 50.
met 34 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang, CD&V en PVDA) en 5 onthoudingen (sp.a)
het meerjarenplan 2020-2025 van de elf kerkfabrieken op het stedelijk grondgebied goed te keuren binnen de grenzen afgesproken op het overleg tussen stad en centraal kerkbestuur.
de exploitatietoelagen voor 2020 ten belope van 159.493,47 EUR en voor de jaren 2021 tot en met 2025 ten belope van maximaal 350.000 EUR per jaar goed te keuren.
de investeringstoelagen voor 2020 ten belope van 706.916,34 EUR en voor de jaren 2021 tot en met 2025 ten belope van maximaal 98.616,73 EUR per jaar goed te keuren.
de overdracht van de resterende investeringstoelagen van het meerjarenplan 2014-2019 naar het nieuwe meerjarenplan 2020-2025 ten belope van maximaal 245.638,33 EUR goed te keuren.
goed te keuren dat de voorziene niet uitgevoerde investeringswerken van 2019 en de daaraan gekoppelde investeringstoelagen worden overgedragen naar het nieuwe meerjarenplan 2020-2025, waardoor deze werken uitgevoerd kunnen worden.
kennis te nemen van de toelichting van het meerjarenplan 2020-2025.
De meerjarenplannen 2020-2025 van de kerkfabrieken worden goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 19 december 2019.
Hierna volgt een overzicht van de exploitatie- en investeringstoelagen voor 2020:
Kerkfabrieken Exploitatietoelage 2020 |
MJP 2020- 2025 |
Budget 2020 |
Sint-Jozef |
33.550,10 |
33.550,10 |
H.H. Andreas en Ghislenus |
13.223,70 |
13.223,70 |
O.L.V. Hulp der Christenen |
57.224,17 |
57.224,17 |
H. Familie |
0,00 |
0,00 |
Christus Koning |
0,00 |
0,00 |
Sint-Jan de Doper |
0,00 |
0,00 |
Sint-Catharina |
44.027,52 |
44.027,52 |
Sint-Job |
5.533,01 |
5.533,01 |
O.L.V. Ten Bos |
0,00 |
0,00 |
Sint-Johannes Bosco |
0,00 |
0,00 |
Sint-Nicolaas |
5.934,97 |
5.934,97 |
TOTAAL |
159.493,47 |
159.493,47 |
Kerkfabrieken Investeringstoelage 2020 |
MJP 2020- 2025 |
Budget 2020 |
Sint-Jozef |
28.520,00 |
28.520,00 |
H.H. Andreas en Ghislenus |
286.217,97 |
286.217,97 |
O.L.V. Hulp der Christenen |
211.043,37 |
211.043,37 |
H. Familie |
- |
- |
Christus Koning |
- |
- |
Sint-Jan de Doper |
- |
- |
Sint-Catharina |
103.135,00 |
103.135,00 |
Sint-Job |
33.000,00 |
33.000,00 |
O.L.V. Ten Bos |
- |
- |
Sint-Johannes Bosco |
- |
- |
Sint-Nicolaas |
45.000,00 |
45.000,00 |
TOTAAL |
706.916,34 |
706.916,34 |
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, in het bijzonder de artikelen 45 tot en met 50 over de bepalingen van het budget en artikel 32 over het gecoördineerd indienen van de budgetten.
kennis te nemen van het budget 2020 van de elf kerkfabrieken op het stedelijk grondgebied.
Een exemplaar van deze budgetten wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
De gemeenteraad gaf op 24 oktober 2014 goedkeuring aan de afspraken in verband met de criteria op grond waarvan de verdeelsleutel tussen de gemeenten voor de gemeentelijke dotaties voor de Hulpverleningszone Waasland werd bepaald en ging akkoord met de verdeelsleutel voor de stad Sint-Niklaas ten belope van 34,5 %. Deze verdeelsleutel wordt in acht genomen bij het berekenen van de gemeentelijke dotatie in het kader van het meerjarenplan 2020-2025 voor de Hulpverleningszone Waasland. In uitvoering van voorgenoemde beslissing moet de gemeenteraad elk jaar deze dotatie goedkeuren.
De dotatie voor 2020 van de stad Sint-Niklaas bedraagt 5.806.797,01 EUR.
Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, inzonderheid artikel 67 en volgende en artikel 120 en volgende.
Koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones.
Ministeriële omzendbrief van 14 augustus 2014 in verband met de criteria voor het bepalen van de gemeentelijke dotaties aan de hulpverleningszones.
Gemeenteraadsbeslissing van 24 oktober 2014 houdende goedkeuring van de afspraken in verband met de criteria op grond waarvan de verdeelsleutel voor de gemeentelijke dotaties voor de Hulpverleningszone Waasland werd bepaald.
met algemene stemmen (39)
de gemeentelijke dotatie 2020 aan de Hulpverleningszone Waasland ten bedrage van 5.806.797,01 EUR goed te keuren.
De opmaak van deze begroting is gebaseerd op de omzendbrief PLP 59.
In de ééngemeentezones behouden gemeenteraad, college van burgemeester en schepenen en burgemeester hun respectievelijke bevoegdheden.
Het is ook de financieel directeur die in dat geval het financieel beheer van de politie op zich moet nemen. Het betreft wel een apart financieel beheer, met een aparte beginbalans, een volledig afgescheiden boekhouding en een aparte begroting en rekening.
Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de politiezone.
Ministeriële omzendbrief PLP 59 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2020 ten behoeve van de politiezones, verschenen op 14 november 2019, maar onder voorbehoud van goedkeuring bij koninklijk besluit.
met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang en CD&V) en 6 onthoudingen (sp.a en PVDA)
de begroting van de politiezone Sint-Niklaas over het dienstjaar 2020, gehecht als bijlage aan de notulen van deze zitting, goed te keuren als volgt:
Ontvangsten Uitgaven Saldi
Gewone dienst 24.785.719,99 EUR 20.777.875,73 EUR 4.007.844,26 EUR
Buitengewone 1.183.173,00 EUR 1.183.173,00 EUR 0,00 EUR
dienst
de gemeentelijke exploitatietoelage 2020 ten bedrage van 13.672.645,84 EUR en de investeringstoelage 2020 ten bedrage van 100.000 EUR aan de politiezone Sint-Niklaas goed te keuren.
ACCSI vzw heeft als opdracht de volledige programmering (receptief en eigen aanbod) te organiseren in de stedelijke infrastructuur behorend tot het cultuurcentrum.
De budgetwijziging 2019 en het budget 2020 van ACCSI vzw werden vastgesteld door het dagelijks bestuur op 1 oktober 2019 en door de raad van bestuur op 14 oktober 2019. De budgetwijziging 2019 en het budget 2020 zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering in zitting van 23 december 2019.
Het budget 2020 voorziet in een werkingstoelage van het stadsbestuur van 226.220 EUR.
Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40.
Statuten van ACCSI vzw.
Samenwerkingsovereenkomst tussen de stad Sint-Niklaas en ACCSI vzw.
met algemene stemmen (39)
kennis te nemen van de budgetwijziging 2019 en het budget 2020 van ACCSI vzw.
Een exemplaar van de budgetwijziging en het budget wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
de dotatie 2020 ten bedrage van 226.220,00 EUR aan ACCSI vzw goed te keuren.
Het budget 2020 van Centrummanagement Sint-Niklaas vzw werd door de raad van bestuur vastgesteld in zitting van 26 november 2019 en zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de algemene vergadering in zitting van 9 januari 2020. Het budget 2020 voorziet in een werkingstoelage van het stadsbestuur van 371.541 EUR.
Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Statuten Centrummanagement Sint-Niklaas vzw.
Samenwerkingsovereenkomst stad Sint-Niklaas-Centrummanagement Sint-Niklaas vzw.
met 28 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en Vlaams Belang) en 11 onthoudingen (CD&V, sp.a en PVDA)
kennis te nemen van het budget 2020 van Centrummanagement Sint-Niklaas vzw.
Een exemplaar van het budget wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting wordt gehecht.
de dotatie 2020 ten bedrage van 371.541 EUR aan Centrummanagement Sint-Niklaas vzw goed te keuren.
Het ontwerpbudget 2020 van JOS vzw is vastgesteld door de raad van bestuur in zitting van 5 november 2019 en zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering in zitting van 8 januari 2020. Het budget 2020 voorziet in een werkingstoelage van het stadsbestuur van 455.607 EUR.
Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikel 40.
Statuten van de EVA-vzw Jeugdwerk Ondersteunen.
Samenwerkingsovereenkomst stad Sint-Niklaas-Jeugdwerk Ondersteunen vzw.
met 34 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang, CD&V en PVDA) en 5 onthoudingen (sp.a)
kennis te nemen van het budget 2020 van JOS vzw.
Een exemplaar van het budget wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
de dotatie 2020 ten bedrage van 455.607 EUR aan JOS vzw goed te keuren.
Het meerjarenplan 2020-2025 van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis is door de raad van bestuur in zitting van 21 november 2019 vastgesteld. Conform artikel 242 van het decreet lokaal bestuur wordt dit meerjarenplan ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40, 41 en 231 tot en met 244.
Gemeenteraadsbeslissing van 26 juni 2009 betreffende de oprichting van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis en vaststelling van de statuten.
Gemeenteraadsbeslissing van 21 juni 2019 in verband met het sluiten van een beheersovereenkomst tussen de stad Sint-Niklaas en het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis.
Statuten van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis, artikel 37§3 betreffende de vaststelling van het meerjarenplan.
Omzendbrieven BB 2013/4, KB/ABB 2018/2, KB/ABB 2019/4.
met 28 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en Vlaams Belang) en 11 onthoudingen (CD&V, sp.a en PVDA)
het meerjarenplan 2020-2025 van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis goed te keuren.
Een exemplaar van dit meerjarenplan wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
De stad wil de toegangsgelden van 't Bauhuis beperken opdat de door het AGB geëxploiteerde infrastructuur zo laagdrempelig mogelijk toegankelijk zou zijn. De stad verbindt er zich toe om deze toegangsgelden te subsidiëren middels de toekenning van prijssubsidies. Het toepassen van een prijssubsidie zal ervoor zorgen dat de omzet van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis wordt verhoogd en dat het bijgevolg wordt beschouwd als een instelling met winstoogmerk. Er kan dan ook effectief, en niet louter theoretisch omdat het in de statuten is vermeld, winst aan de stad worden uitgekeerd. De btw-circulaire stelt dit als voorwaarde om de btw-aftrek van kosten en investeringen met betrekking tot bepaalde, in principe van btw vrijgestelde, activiteiten van het autonoom gemeentebedrijf ’t Bau-huis te behouden.
Btw-wetboek.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Circulaire AAFisc Nr. 42/2015 (nr. E.T. 125.567) van 10 december 2015.
Beslissing van de Administratie nr. E.T. 129.288 van 19 januari 2016.
Gemeenteraadsbeslissing van 26 juni 2009 betreffende oprichting en vaststelling van de statuten van het autonoom gemeentebedrijf 't Bau-huis.
Beslissing college van burgemeester en schepenen van 27 juni 2016 houdende kennisneming van de problematiek van het AGB 't Bau-huis en houdende voorstel tot vaststelling reglement
door gemeenteraad.
met 28 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld en Vlaams Belang) en 11 onthoudingen (CD&V, sp.a en PVDA)
het prijssubsidiereglement 2020 ten voordele van het autonoom gemeentebedrijf 't Bau-huis goed te keuren.
Een exemplaar van dit reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
In zitting van 21 juni 2019 nam de raad er al kennis van dat
- subsidies enkel kunnen worden toegekend in uitvoering van een subsidiereglement, een subsidie-overeenkomst of een aparte nominatieve subsidielijst die door de raad werd goedgekeurd.
- het uitvoerend orgaan bevoegd is voor de goedkeuring van ingediende subsidie-aanvraagdossiers en voor de toekenning van subsidiebedragen, mits die aanvragen gebeuren binnen de geautoriseerde kredieten en voldoen aan de voorwaarden van een goedgekeurd subsidiereglement, een goedgekeurde subsidie-overeenkomst of op de goedgekeurde lijst van nominatieve subsidies zijn vermeld.
Naar aanleiding van de vaststelling van de meerjarenplanning 2020-2025 wordt deze lijst voorlegd.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Besluit Vlaamse Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus van 30 maart 2018 met latere wijzigingen.
artikel 1: met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 stemmen tegen (Vlaams Belang)
artikel 2: met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 onthoudingen (Vlaams Belang)
artikel 3: met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 stemmen tegen (Vlaams Belang)
artikel 4: met algemene stemmen (39)
het onderdeel internationale samenwerking (MJP000423, MJP000427, MJP000428, MJP000436, MJP000437, MJP000438, MJP000439, MJP000440) van de lijst met de nominatieve subsidies goed te keuren.
het onderdeel duurzaamheid (MJP000299 en MJP000300) van de lijst met de nominatieve subsidies goed te keuren.
de werkingssubsidie aan Agentschap Integratie en Inburgering (MJP000294) en de toelagen aan Vluchtelingenondersteuning VLOS (MJP000550) van het onderdeel welzijn van de lijst met de nominatieve subsidies goed te keuren.
naar aanleiding van de vaststelling van de meerjarenplanning 2020-2025, de overige onderdelen van de lijst met de nominatieve subsidies goed te keuren.
De lijst met de nominatieve subsidies wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Het meerjarenplan is geïntegreerd voor stad en OCMW en bestaat uit één bundel. De rapporten bevatten geconsolideerde bedragen en vertrekken vanuit de doelstellingenboom (doelstelling-actieplan) die voor beide besturen dezelfde is. Toch moet elk bestuur eerst zijn aandeel apart vaststellen vooraleer de integrale versie door de gemeenteraad kan worden goedgekeurd. Voor de uitvoering van de doelstellingen door het aangaan van verbintenissen en voor de concrete ontvangsten en uitgaven, zijn de stad en het OCMW twee afzonderlijke budgettaire entiteiten met elk hun eigen kredieten en transacties. Omdat stad en OCMW aparte rechtspersonen zijn, stelt elke raad eerst het beleid vast van de eigen rechtspersoon. De kredieten voor beiden komen tot uiting in het schema M3 (overzicht kredieten).
Artikel 274 van het decreet lokaal bestuur bepaalt dat de gemeente ervoor moet zorgen dat het OCMW zijn financiële verplichtingen kan nakomen. Dat verloopt echter niet meer zoals vroeger via de opname van een geraamde gemeentelijke bijdrage in het meerjarenplan, maar door een tussenkomst in de financiële verplichtingen van het OCMW bij de vaststelling van de jaarrekening en de resultaatsverwerking die erin is opgenomen. Omdat de stad de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt, is het nodig dat de stad eerst zijn goedkeuring geeft aan het aandeel van het OCMW in de meerjarenplan, vooraleer het volledig geïntegreerde meerjarenplan wordt goedgekeurd.
Samenstelling bundel meerjarenplan
1. Inleiding
2. Strategische nota
2.1. Strategische tekst bij de meerjarenplanning
2.2. Omschrijving en geraamde ontvangsten en uitgaven per prioritair actieplan en beleidsdoelstelling
3. Financiële nota
3.1. Financieel doelstellingenplan (M1)
3.2. Staat financieel evenwicht (M2)
3.3. Overzicht kredieten (M3)
4. Toelichting
4.1. Overzicht ontvangsten en uitgaven – functioneel (T1)
4.2. Overzicht ontvangsten en uitgaven – economisch (T2)
4.3. Investeringsprojecten – per prioritair actieplan (T3)
4.4. Evolutie financiële schulden (T4)
4.5. Financiële risico's
4.6. Beschrijving grondslagen en assumpties
4.7. Plaats waar de aanvullende documentatie te vinden is.
De raad krijgt deze bundel op papier, tenzij werd aangegeven dat men een digitale versie wenst.
De papieren bundels en bijlagen zijn op maandag 18 november 2019 aan de raad bezorgd en opgeladen in eBesluit bij de algemene commissie. Tijdens de algemene commissie op 25 november 2019 zijn de rapporten, inclusief wijzigingen BBC, toegelicht en is de presentatie ter beschikking gesteld op papier. Ook de strategische tekst, in diverse kleuren volgens de taakverdeling in het college/vast bureau, werd apart op papier bezorgd. In de bundel meerjarenplanning is deze tekst opgenomen in zwart-wit.Ten slotte werd ook de M2 (de staat van het financieel evenwicht) apart op papier meegegeven, aangezien dit toch het belangrijkste financieel rapport is.
Daarnaast moet aan de raad ook een informatiebundel ter beschikking worden gesteld, die enkel digitaal wordt voorzien, met volgende onderdelen:
a. Omgevingsanalyse
b. Overzicht beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en geraamde bedragen
c. Toegestane werkings- en investeringssubsidies
d. Samenstelling beleidsdomeinen
e. Overzicht verbonden entiteiten
f. Overzicht renteloze leningen
g. Personeelsinzet waarvan uitgegaan is voor de raming van de personeelsuitgaven
h. Overzicht jaarlijkse opbrengst per belastingsoort.
Decreet lokale bestuur van 22 december 2017 met latere wijzigingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen met latere wijziging.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 tot vaststelling van de wijze van communicatie tussen het lokaal bestuur, de indiener van de klacht en de toezichthoudende overheid in het kader van het bestuurlijk toezicht op het lokaal bestuur.
Ministerieel besluit tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van 26 juni 2018.
Omzendbrief KB/ABB 2019/4 over de strategische meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld), 11 stemmen tegen (CD&V, sp.a en PVDA) en 6 onthoudingen (Vlaams Belang)
het aandeel van het OCMW in de geïntegreerde meerjarenplanning 2020-2025 voor stad en OCMW, zoals opgenomen in de bijlage, goed te keuren.
kennis te nemen van de informatiebundel, bijkomend aan het meerjarenplan 2020-2025, die digitaal ter beschikking wordt gesteld aan de raad via de website.
Het meerjarenplan is geïntegreerd voor stad en OCMW en bestaat uit één bundel. De rapporten bevatten geconsolideerde bedragen en vertrekken vanuit de doelstellingenboom (doelstelling-actieplan) die voor beide besturen dezelfde is. Toch moet elk bestuur eerst zijn aandeel apart vaststellen vooraleer de integrale versie door de gemeenteraad kan worden goedgekeurd. Voor de uitvoering van de doelstellingen door het aangaan van verbintenissen en voor de concrete ontvangsten en uitgaven, zijn de stad en het OCMW twee afzonderlijke budgettaire entiteiten met elk hun eigen kredieten en transacties. Omdat stad en OCMW aparte rechtspersonen zijn, stelt elke raad eerst het beleid vast van de eigen rechtspersoon. De kredieten voor beiden komen tot uiting in het schema M3.
Samenstelling bundel meerjarenplan
1. Inleiding
2. Strategische nota
2.1. Strategische tekst bij de meerjarenplanning
2.2. Omschrijving en geraamde ontvangsten en uitgaven per prioritair actieplan en beleidsdoelstelling
3. Financiële nota
3.1. Financieel doelstellingenplan (M1)
3.2. Staat financieel evenwicht (M2)
3.3. Overzicht kredieten (M3)
4. Toelichting
4.1. Overzicht ontvangsten en uitgaven – functioneel (T1)
4.2. Overzicht ontvangsten en uitgaven – economisch (T2)
4.3. Investeringsprojecten – per prioritair actieplan (T3)
4.4. Evolutie financiële schulden (T4)
4.5. Financiële risico's
4.6. Beschrijving grondslagen en assumpties
4.7. Plaats waar de aanvullende documentatie te vinden is.
De raad krijgt deze bundel op papier, tenzij werd aangegeven dat men een digitale versie wenst.
De papieren bundels en bijlagen zijn op maandag 18 november 2019 aan de raad bezorgd en opgeladen in eBesluit bij de algemene commissie. Tijdens de algemene commissie op 25 november 2019 zijn de rapporten, inclusief wijzigingen BBC, toegelicht en is de presentatie ter beschikking gesteld op papier. Ook de strategische tekst, in diverse kleuren volgens de taakverdeling in het college/vast bureau, werd apart op papier bezorgd. In de bundel meerjarenplanning is deze tekst opgenomen in zwart-wit.Ten slotte werd ook de M2 apart op papier meegegeven, aangezien dit toch het belangrijkste financieel rapport is.
Daarnaast moet aan de raad ook een informatiebundel ter beschikking worden gesteld, die enkel digitaal wordt voorzien, met volgende onderdelen:
a. Omgevingsanalyse
b. Overzicht beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en geraamde bedragen
c. Toegestane werkings- en investeringssubsidies
d. Samenstelling beleidsdomeinen
e. Overzicht verbonden entiteiten
f. Overzicht renteloze leningen
g. Personeelsinzet waarvan uitgegaan is voor de raming van de personeelsuitgaven
h. Overzicht jaarlijkse opbrengst per belastingsoort.
Decreet lokale bestuur van 22 december 2017 met latere wijzigingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen met latere wijziging.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 tot vaststelling van de wijze van communicatie tussen het lokaal bestuur, de indiener van de klacht en de toezichthoudende overheid in het kader van het bestuurlijk toezicht op het lokaal bestuur.
Ministerieel besluit tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van 26 juni 2018.
Omzendbrief KB/ABB 2019/4 over de strategische meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Besluit van 19 december 2019 van de raad voor maatschappelijk welzijn tot vaststelling van het aandeel OCMW in de geïntegreerde meerjarenplanning stad en OCMW.
Besluit van 19 december 2019 van de gemeenteraad tot goedkeuring van de OCMW-beslissing waarbij het aandeel OCMW in de geïntegreerde meerjarenplanning stad en OCMW werd vastgesteld.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld) en 17 stemmen tegen (Vlaams Belang, CD&V, sp.a en PVDA)
het aandeel van de stad in de geïntegreerde meerjarenplanning 2020-2025 voor stad en OCMW, zoals opgenomen in de bijlage, vast te stellen.
kennis te nemen van de informatiebundel, bijkomend aan het meerjarenplan 2020-2025, die digitaal ter beschikking wordt gesteld aan de raad via de website.
De meerjarenplanning is geïntegreerd voor stad en OCMW en bestaat uit één bundel. De wettelijke rapporten zijn geconsolideerd en vertrekken vanuit de doelstellingenboom (doelstelling-actieplan) die voor beide besturen dezelfde is. Het aandeel van elk bestuur in de kredieten werd vooraf vastgesteld en, voor wat het aandeel van het OCMW betreft, ook door de stad goedgekeurd. Nu ligt de beslissing over het geïntegreerd meerjarenplan voor stad en OCMW 2020-2025 voor ter goedkeuring.
Samenstelling bundel meerjarenplan
1. Inleiding
2. Strategische nota
2.1. Strategische tekst bij de meerjarenplanning
2.2. Omschrijving en geraamde ontvangsten en uitgaven per prioritair actieplan en beleidsdoelstelling
3. Financiële nota
3.1. Financieel doelstellingenplan (M1)
3.2. Staat financieel evenwicht (M2)
3.3. Overzicht kredieten (M3)
4. Toelichting
4.1. Overzicht ontvangsten en uitgaven – functioneel (T1)
4.2. Overzicht ontvangsten en uitgaven – economisch (T2)
4.3. Investeringsprojecten – per prioritair actieplan (T3)
4.4. Evolutie financiële schulden (T4)
4.5. Financiële risico's
4.6. Beschrijving grondslagen en assumpties
4.7. Plaats waar de aanvullende documentatie te vinden is.
De raad krijgt deze bundel op papier, tenzij werd aangegeven dat men een digitale versie wenst.
De papieren bundels en bijlagen worden op maandag 18 november 2019 aan de raad bezorgd en opgeladen in eBesluit bij de algemene commissie. Tijdens de algemene commissie zullen de rapporten, inclusief wijzigingen BBC, worden toegelicht en wordt de presentatie ter beschikking gesteld op papier. Ook de strategische tekst, in een kleur per schepen (zie bijlage), wordt apart op papier bezorgd. In de bundel meerjarenplanning is deze tekst opgenomen in zwart-wit. Ten slotte wordt ook de M2 apart op papier meegegeven, aangezien dit toch het belangrijkste financieel rapport is.
Daarnaast moet aan de raad ook een informatiebundel ter beschikking worden gesteld, die enkel digitaal wordt voorzien, met volgende onderdelen:
a. Omgevingsanalyse
b. Overzicht beleidsdoelstellingen, actieplannen, acties en geraamde bedragen
c. Toegestane werkings- en investeringssubsidies
d. Samenstelling beleidsdomeinen
e. Overzicht verbonden entiteiten
f. Overzicht renteloze leningen
g. Personeelsinzet waarvan uitgegaan is voor de raming van de personeelsuitgaven
h. Overzicht jaarlijkse opbrengst per belastingsoort.
Na de goedkeuring op 19 december 2019 wordt de digitale rapportering aan Vlaanderen bezorgd via de software en worden de bundel opgeladen op de website (luik meerjarenplannen en budgetten) aangezien deze vorm van publicatie een bijkomende toezichtsvoorwaarde is geworden.
Decreet lokale bestuur van 22 december 2017 met latere wijzigingen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen met latere wijziging.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 tot vaststelling van de wijze van communicatie tussen het lokaal bestuur, de indiener van de klacht en de toezichthoudende overheid in het kader van het bestuurlijk toezicht op het lokaal bestuur.
Ministerieel besluit tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van 26 juni 2018.
Omzendbrief KB/ABB 2019/4 over de strategische meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgensde beleids- en beheerscyclus.
Besluit van 19 december 2019 van de raad voor maatschappelijk welzijn tot vaststelling van het aandeel OCMW in de geïntegreerde meerjarenplanning stad en OCMW.
Besluit van 19 december 2019 van de gemeenteraad tot vaststelling van het aandeel stad in de geïntegreerde meerjarenplanning stad en OCMW.
Besluit van 19 december 2019 van de gemeenteraad tot goedkeuring van de OCMW-beslissing waarbij het aandeel OCMW in de geïntegreerde meerjarenplanning stad en OCMW werd vastgesteld.
met 22 stemmen voor (N-VA, Groen en Open Vld) en 17 stemmen tegen (Vlaams Belang, CD&V, sp.a en PVDA)
de geïntegreerde meerjarenplanning 2020-2025 voor stad en OCMW, zoals opgenomen in de bijlage, goed te keuren en te publiceren op de website.
kennis te nemen van de informatiebundel, bijkomend aan het meerjarenplan 2020-2025, die digitaal ter beschikking wordt gesteld aan de raad via de website.
De bevoegdheidsverdeling tussen het uitvoerend orgaan en de raad is, voor wat betreft de vaststelling van de plaatsingsprocedure en het vastleggen van de voorwaarden van de opdracht (inclusief indicatieve raming) van overheidsopdrachten, gebaseerd op de definitie van wat als dagelijks bestuur wordt beschouwd.
De raad heeft op 21 juni 2019 het begrip ‘dagelijks bestuur’ met ingang van 1 januari 2020 vastgesteld als volgt:
§1. Worden beschouwd als vallend onder de definitie 'dagelijks bestuur' de verrichtingen die betrekking hebben op het aangaan van een verbintenis waarvan de financiële impact is voorzien op het exploitatie-, investerings- of financieringskrediet, en dit ten belope van maximaal het totaal bedrag (exclusief btw) dat in de wetgeving overheidsopdrachten is opgenomen als bovengrens voor het plaatsen van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
§2. In afwijking van §1 worden alle verrichtingen die betrekking hebben op het aangaan van een verbintenis die verrekend wordt op algemene rekeningen zoals opgenomen in bijlage 1 van het besluit van 21 juni 2019, altijd beschouwd als vallend onder de definitie van dagelijks bestuur.
§3 In afwijking van §1 zal de raad, naar aanleiding van de vaststelling van de meerjarenplanning en de jaarlijkse aanpassing ervan, een lijst vaststellen van verrichtingen die niet worden beschouwd als zijnde van dagelijks bestuur.
De meerjarenplanning 2020-2025 voor stad en OCMW is goedgekeurd in zitting van heden en de inhoud ervan werd uitvoering vooraf besproken in de diverse commissies, zodat, op voorstel van de fractieleiders, de uitzonderingslijst in bijlage voorgelegd wordt.
Dit besluit regelt dus enkel de uitzonderingen voor de verrichtingen voor een bedrag lager dan de door de wetgever bepaalde bovengrens voor het plaatsen van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking (momenteel 144.000 EUR exclusief btw) en hoger dan 10.000 EUR exclusief btw, enkel indien dit in de definitie dagelijks bestuur al niet is toegewezen aan het college via de algemene rekeningcodes.
Decreet lokaal bestuur van 21 december 2017 met latere wijzigingen.
Beslissing van de gemeenteraad van 21 juni 2019 waarbij de definitie dagelijks bestuur werd vastgesteld ingaande op 1 januari 2020.
Beslissing van 19 december 2019 van de gemeenteraad waarbij het geïntegreerde meerjarenplan voor stad en OCMW werd goedgekeurd.
met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V, sp.a en PVDA) en 6 onthoudingen (Vlaams Belang)
voor het boekjaar 2020 de externe studies met een beleidsvoorbereidend karakter vanaf 30.000 EUR excl. btw,
- gevoerd op de ramingen in de lijst als bijlage
- of gevoerd ter voorbereiding van de strategische projecten:
niet te beschouwen als zijnde van dagelijks bestuur.
Hieronder volgt een overzicht van aanpassingen aan het reglement inzake de inventarisatie van leegstand en verkrotting:
Artikel 1 - terminologie
§ 1, R. Tweede verblijf:
Definitie identiek belastingsreglement: ‘Elke woning op het grondgebied van de stad Sint-Niklaas die wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie, maar waar niemand is ingeschreven of kan ingeschreven worden in de bevolkingsregisters of het wachtregister.
Als woning wordt beschouwd elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.’
§ 2, B, c.:
‘Een nieuw gebouw wordt als leegstaand beschouwd, indien het gebouw binnen vijf zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig a. hiervoor.’
§ 2. C.:
‘Een nieuwe woning wordt als leegstaand beschouwd, indien het gebouw binnen vijf zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige omgevingsvergunning
Artikel 2 - gemeentelijke inventarissen
§3. Andere dan leegstand, laatste paragraaf:
Een woning die opgenomen is in de inventaris “ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woningen” wordt niet opgenomen in het register leegstand.
Onder woningen wordt ook verstaan kamers, zoals bedoeld in artikel 1 § 1.N van dit reglement.
Woningen die door het Vlaamse gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, kunnen eveneens worden opgenomen in het register van leegstaande of verwaarloosde gebouwen of woningen maar niet in de inventaris leegstaande woningen. Onder woningen wordt ook verstaan kamers, zoals bedoeld in artikel 1 § 1.N van dit reglement.
Artikel 3 - inventarisatie van leegstand
§2. Wijze van inventarisatie:
‘Een leegstaande bedrijfsruimte, een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in de gemeentelijke inventaris aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij een fotodossier en een beschrijvend verslag, met vermelding van de elementen die de leegstand staven, gevoegd worden.
Artikel 5 - uitsluiting van inventarisatie
In de gemeentelijke inventaris worden niet geregistreerd:
Bedrijfsruimten, gebouwen en woningen waarop een onteigeningsbeslissing rust, of waarvoor een procedure tot onteigening is ingezet, of waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid worden uitgesloten van gemeentelijke inventarisatie.
Artikel 8 – ingangsdatum
Aanpassing: ‘Dit reglement wordt met ingang van 1 januari 2020 ingevoerd’.
Algemeen: schrapping: 'stedenbouwkundige vergunning'.
Grondwet, artikel 170, §4.
Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, met latere wijzigingen.
Decreet van 24 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere aanvullingen en wijzigingen.
Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, met latere wijzigingen.
Decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit.
Decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
met 38 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang, CD&V en sp.a) en 1 onthouding (PVDA)
het reglement inzake de inventarisatie van leegstand en verkrotting opnieuw vast te stellen met ingang van 1 januari 2020.
Een exemplaar van dit reglement wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Artikel 247 van het decreet lokaal bestuur legt op dat de samenwerkingsovereenkomst de volgende aangelegenheden moet regelen:
1° in voorkomend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van organisatiebeheersing;
4° de toekenning aan een of meer commissarissen van de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren.
In zitting van 23 mei 2014 stelde de gemeenteraad de voorwaarden vast van de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en Centrummanagement vzw. Deze samenwerkingsovereenkomst verstrijkt uiterlijk twaalf maanden na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad. Aan de gemeenteraad wordt nu een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst voorgelegd. In vergelijking met de vorige versie werd de formulering afgestemd op de overeenkomsten tussen de stad en ACCSI vzw en de stad en JOS vzw, werden passages leesbaarder geformuleerd en volgende aanpassingen aangebracht:
- gewijzigde functiebenaming van stadssecretaris naar algemeen directeur;
- vermelding van huidige voorzitter en secretaris van de vereniging;
- verwijzing naar het nieuw wettelijk kader (decreet lokaal bestuur in plaats van gemeentedecreet);
- een actualisering van de opdracht (vier deeldomeinen);
- een actualisering van de ter beschikking gekregen infrastructuur (faciliteitenpand);
- wijze van toelichting aan de gemeenteraad(scommissie).
De oude versie en een ontwerp van de aangepaste versie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en Centrummanagement vzw worden als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 1 mei 2019.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40, 41, 246, 247 en 248.
Statuten Centrummanagement Sint-Niklaas vzw.
met algemene stemmen (39)
de gewijzigde samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en Centrummanagement Sint- Nikaas vzw goed te keuren.
Een exemplaar van deze overeenkomst wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 1 mei 2019.
Decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur.
Statuten Centrummanagement Sint-Niklaas vzw.
De algemene vergadering van Centrummanagement vzw heeft plaats op 9 januari 2020.
Op de agenda staan volgende punten:
1. Goedkeuring vorig verslag.
2. Budgetwijziging 2019.
3. Budget 2020.
4. Samenwerkingsovereenkomst stad-Centrummanagement.
5. Aanstelling bedrijfsrevisor.
6. Varia.
In toepassing van vermeld decreet wordt deze agenda ter kennisneming aan de raad voorgelegd en moet de raad het mandaat bepalen van de vertegenwoordiger in vermelde algemene vergadering.
Volgende mandatarissen werden aangeduid als vertegenwoordigers van de stad Sint-Niklaas voor de algemene vergadering van Centrummanagement: schepen Ine Somers, met als plaatsvervanger raadslid Karel Noppe.
met 38 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, Vlaams Belang, CD&V en sp.a) en 1 onthouding (PVDA)
akte te nemen van de agenda van de algemene vergadering van Centrummanagement Sint-Niklaas vzw die doorgaat op donderdag 9 januari 2020.
Een exemplaar van deze agenda wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
opdracht te geven aan de vertegenwoordigers om in te stemmen met de op de agenda van de algemene vergadering van 9 januari 2020 vermelde voorstellen.
Artikel 247 van het decreet lokaal bestuur legt op dat de samenwerkingsovereenkomst de volgende aangelegenheden moet regelen:
1° in voorkomend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van organisatiebeheersing;
4° de toekenning aan een of meer commissarissen van de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren.
In zitting van 18 december 2014 stelde de gemeenteraad de voorwaarden vast van de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en JOS vzw. Deze samenwerkingsovereenkomst verstrijkt uiterlijk twaalf maanden na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad. Aan de gemeenteraad wordt nu een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst voorgelegd. In vergelijking met de vorige versie werd de formulering afgestemd op de overeenkomsten tussen de stad en ACCSI vzw en de stad en Centrummanagement vzw, werden passages leesbaarder geformuleerd en volgende aanpassingen aangebracht:
- gewijzigde functiebenaming van stadssecretaris naar algemeen directeur;
- vermelding van huidige voorzitter en secretaris van de vereniging;
- verwijzigingen naar het nieuw wettelijk kader (decreet lokaal bestuur in plaats van gemeentedecreet);
- grondige actualisering van de opdracht rond ondersteunen en ontwikkelen van sterk jeugdwerk in Sint-Niklaas;
- actualisering van het artikel 8 rond personeel;
- ter beschikking stellen jobstudenten;
- ter beschikking stellen personeelslid voor dagelijkse financiële verrichtingen.
- toevoeging opslagruimte in het Techniekhuis ter vervanging van materiaalopslag in Hermelijn;
- wijze van toelichting aan de gemeenteraad(scommissie).
De oude versie en een ontwerp van de aangepaste versie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en JOS vzw worden als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 1 mei 2019.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40, 41, 246, 247 en 248.
Statuten van JOS vzw.
met algemene stemmen (39)
de gewijzigde samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en JOS vzw goed te keuren.
Een exemplaar van deze overeenkomst wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
De algemene vergadering van JOS vzw vindt plaats op woensdag 8 januari 2020 om 20 uur.
Op de agenda staan volgende punten:
1. Goedkeuring vorig verslag dd. 26/06/2019
2. Goedkeuring DNA van JOS
3. Goedkeuring samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en JOS vzw
4. Goedkeuring budget 2020
5. Varia
In toepassing van vermeld decreet wordt deze agenda ter kennisneming aan de raad voorgelegd en moet de raad het mandaat bepalen van de vertegenwoordiger in vermelde algemene vergadering.
Volgende mandatarissen werden aangeduid als vertegenwoordigers van de stad Sint-Niklaas voor de algemene vergadering van JOS: schepen Bart De Bruyne, met als plaatsvervanger raadslid Aster Baeck.
Wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, met latere wijzigingen.
Decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 246.
Statuten van EVA-vzw Jeugdwerk Ondersteunen in Sint-Niklaas.
met algemene stemmen (39)
kennis te nemen van de agenda van de algemene vergadering van Jeugdwerk Ondersteunen in Sint-Niklaas vzw op woensdag 8 januari 2020 om 20 uur.
Een exemplaar van deze agenda wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
opdracht te geven aan de vertegenwoordiger in de algemene vergadering op 8 januari 2020 om in te stemmen met de op de agenda van deze vergadering vermelde voorstellen.
Artikel 247 van het decreet lokaal bestuur legt op dat de samenwerkingsovereenkomst de volgende aangelegenheden moet regelen:
1° in voorkomend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van organisatiebeheersing;
4° de toekenning aan een of meer commissarissen van de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren.
In zitting van 28 maart 2014 stelde de gemeenteraad de voorwaarden vast van de samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en ACCSI vzw. Deze samenwerkingsovereenkomst verstrijkt uiterlijk twaalf maanden na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad. Aan de gemeenteraad wordt nu een hernieuwde samenwerkingsovereenkomst voorgelegd. In vergelijking met de vorige versie werd de formulering afgestemd op de overeenkomsten tussen de stad en JOS vzw en de stad en Centrummanagement vzw, werden passages leesbaarder geformuleerd en volgende aanpassingen aangebracht:
- gewijzigde functiebenaming van stadssecretaris naar algemeen directeur;
- vermelding van huidige voorzitter en secretaris;
- verwijzingen naar nieuw wettelijk kader (decreet lokaal bestuur in plaats van gemeentedecreet);
- het uit de overeenkomst halen van de infrastructuren die vanaf 2020 terug overgedragen worden naar de stad: de polyvalente zaal van De Klavers; de polyvalente zaal van ’t Verschil; de polyvalente zaal van Troelant; buurthuis Sint-Job; buurthuis Sinaai; buurthuis Baenslandwijk; buurthuis Reynaertpark; buurthuis Peter Benoitpark; buurthuis Rode Kruisstraat; De Kouter (exclusief jeugdateliers); de instuifruimte van het Huis van het Kind. De Walburgiszaal en de Gerard De Cremerzaal van kasteel Walburg zijn vanaf 1 juli 2014 opgenomen in de concessieovereenkomst.
Verder betreft het eerder structurele aanpassingen in lay-out, verplaatsingen (delen) van en herbenoeming van artikels zodat de samenwerkingsovereenkomsten van de EVA vzw’s met de stad op elkaar afgestemd worden en zoveel mogelijk uniform zijn.
De oude versie en een ontwerp van de aangepaste versie van de samenwerkingsovereenkomst tussen stad en ACCSI vzw worden als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 1 mei 2019.
Decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40, 41, 246, 247 en 248.
Statuten ACCSI vzw.
met algemene stemmen (39)
de gewijzigde samenwerkingsovereenkomst tussen de stad en ACCSI vzw goed te keuren.
Een exemplaar van deze overeenkomst wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
De algemene vergadering van ACCSI vzw vindt plaats op maandag 23 december 2019 om 20 uur.
Op de agenda staan volgende punten:
1. goedkeuring verslag vorige algemene vergadering van 24 juni 2019;
2. personalia;
3. financiën en administratie (budget 2020, opnieuw aanstellen bedrijfsrevisor, samenwerkingsovereenkomst, publicatie Belgisch Staatsblad ...);
4. stand van zaken voorbije en lopende projecten;
5. jaarverslag 2018;
6. uit de sector;
7. varia.
In toepassing van vermeld decreet wordt deze agenda ter kennisneming aan de raad voorgelegd en moet de raad het mandaat bepalen van de vertegenwoordiger in vermelde algemene vergadering.
Volgende mandatarissen werden aangeduid als vertegenwoordigers van de stad Sint-Niklaas voor de algemene vergadering van ACCSI: schepen Filip Baeyens met als plaatsvervanger raadslid Maxime Callaert.
Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 1 mei 2019.
Decreet van 28 januari 1974 betreffende het cultuurpact, met latere wijzigingen.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 40 en 41.
Statuten ACCSI vzw.
met algemene stemmen (39)
kennis te nemen van de agenda van de algemene vergadering van ACCSI vzw, die doorgaat op maandag 23 december 2019 om 20 uur.
Een exemplaar van deze agenda wordt als bijlage aan de notulen van deze zitting gehecht.
opdracht te geven aan de vertegenwoordiger om in de algemene vergadering van ACCSI, die doorgaat op 23 december 2019, in te stemmen met de op de agenda van deze vergadering vermelde voorstellen.
In de commissie cultuur en de gemeenteraad van november vroeg sp.a om als stad een boodschap over te maken aan de Vlaamse Regering die hen wees op de gevolgen die de grote besparingsronde in de cultuursector zou teweeg brengen in Sint-Niklaas. Daar werd niet op ingegaan, vooral omdat er nog verdere gesprekken op Vlaams niveau moesten plaatsvinden.
Tijdens de Vlaamse commissie cultuur van donderdag 28 november 2019 werd duidelijk dat de Vlaamse Regering eventuele aanpassingen niet overweegt, en dat dus de schreeuw naar gezond verstand en behoud van middelen niet wordt gehoord. Minister-President Jambon benadrukte dat de geplande algemene besparing op cultuur niet teruggedraaid wordt.
Enkele vertegenwoordigers van de cultuursector hadden op donderdag 5 december een overleg met de Vlaamse Regering. De cultuursector moest daar vooral vaststellen “dat er vandaag nog geen plan op lange termijn bestaat, laat staan ambitie" en dat er opnieuw geen sprake is van een nieuw voorstel of een oplossing. Integendeel, het verdeel-en-heersprincipe wordt verder gepromoot.
Dat is zuur voor een sector die zo’n troef is en Vlaanderen uitdraagt in de hele wereld, maar waarvoor amper 1 procent van de gehele begroting wordt voorzien.
Concreet zal dit alles bij het volgend cultuurseizoen in Sint-Niklaas zeer duidelijk worden.
1. De semi-professionele partners moeten het met 6 procent minder doen, nieuwe projecten zullen nog nauwelijks een kans krijgen ... maar dat is niet het enige probleem ...
2. De programmatie van de stadsschouwburg zal er heel wat minder gevarieerd uitzien. Grote gezelschappen zullen we nog kunnen strikken. Wellicht met minder imposante stukken en minder acteurs, maar hopelijk uiteraard even professioneel. De eigenzinnige projecten van beginnende gezelschapjes die vooral jongeren naar het theater lokken, staan op de helling. Het aanbod zal dus met de tijd minder gevarieerd en gedurfd zijn ...
3. Maar de belangrijkste slachtoffers van deze besparing zijn de jongeren in onze academies en kunsthumaniora's. Veel jongeren bergen hun droom om naar het conservatorium, het RITCS of een academie te gaan definitief op, nu ze horen dat er in deze sector nog nauwelijks een plaats voor hen zal zijn ... De ongerustheid bij deze jongeren en hun ouders is zeer groot ...
Graag pleit ik om namens de gemeenteraad van Sint-Niklaas een voorstelling van beslissing formuleren:
"De gemeenteraad van Sint-Niklaas stuurt een boodschap naar de Vlaamse Regering waarin ze haar bezorgdheden uit over de aangekondigde besparingen in de cultuursector en het effect daarvan op het brede culturele leven in de stad."
met 11 stemmen voor (CD&V, sp.a en PVDA) en 28 stemmen tegen (N-VA, Groen, Open Vld en Vlaams Belang)