Overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit nummer één van 6 april 2020 betreffende de bestrijding van de niet-naleving van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken kan de gemeenteraad door de invoering van gemeentelijke administratieve sancties (in afwijking van artikel 2, § 1 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties) in zijn reglementen of verordeningen ook voorzien in een administratieve sanctie. Die sanctie bestaat uit een administratieve geldboete voor de inbreuken bedoeld in artikel 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, in zoverre deze betrekking hebben op een weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikel 182 van deze wet zijn bevolen.
Het koninklijk besluit voorziet in de verplichte totstandkoming van een omzendbrief vanwege het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep met daarin onder andere de aanduiding van de inbreuken die in aanmerking komen om bestraft te worden met een gemeentelijke administratieve sanctie. Het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep heeft voldaan aan deze verplichting middels de omzendbrief nr. 06/2020 (herziene versie van 7 april 2020).
Wanneer een gemeente ervoor kiest om gemeentelijke administratieve sancties in te voeren, nam het College van Procureurs-Generaal in de herziene versie van haar omzendbrief van 7 april 2020 als dwingende richtlijn dat het Openbaar Ministerie geen vervolging zal instellen voor de inbreuken op de artikelen 1, 5 en 8 van het Ministerieel Besluit van 23 maart 2020 met uitzondering bij samenloop (bijvoorbeeld inbreuk samenscholing samen met spuwen of moedwillig niezen in het bijzijn van anderen) en bij herhaling (verdachte wordt voor de tweede maal (of meer) geverbaliseerd wegens een inbreuk op de artikelen 1, 5 of 8 van die wet of de verdachte wordt geverbaliseerd wegens een inbreuk op de artikelen 1, 5 of 8 op die wet nadat hij voorheen reeds werd geverbaliseerd wegens een gemeenrechtelijk misdrijf gelinkt aan de context van de pandemie COVID-19). Er is herhaling waar ook de inbreuk in België werd gepleegd. Bij samenloop en herhaling kan de inbreuk enkel strafrechtelijk worden beteugeld.
In de herziene versie van de omzendbrief nr. 06/2020 van 6 mei 2020 heeft het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep het aantal inbreuken op het MB van 23 maart 2020 dat kan bestraft worden met een gemeentelijke administratieve sanctie uitgebreid met artikel 4 en artikel 8bis van dat besluit. Volgens artikel 4 is elke burger vanaf de leeftijd van twaalf jaar verplicht om de mond en de neus te bedekken met een masker of elk ander alternatief in stof, vanaf het betreden van het station, op het perron of een halte, in de bus, de (pre)metro, de tram, de trein of elk ander vervoersmiddel dat door een openbare overheid wordt georganiseerd. Artikel 8bis verplicht de organisatoren van toegelaten activiteiten de nodige maatregelen te treffen om de sociale distancing bij deze toegelaten activiteiten te garanderen. Krachtens dit artikel kunnen alle verantwoordelijken worden bestraft wanneer zij er bij de organisatie van een toegestane activiteit niet in slagen de naleving van de regels van social distancing te garanderen. Particulieren worden daarentegen niet op grond van artikel 8bis bestraft, maar kunnen desgevallend wel overeenkomstig artikel 5 bestraft worden.
Op 24 april 2020 heeft de gemeenteraad reeds beslist inbreuken op artikel 187 van de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid en op de op de artikelen 1, 5 en 8 van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 strafbaar te stellen met gemeentelijke administratieve sancties, bestaande in een administratieve geldboete van 250 euro per inbreuk.
Teneinde te komen tot een éénduidige sanctionering is het aangewezen ook overtredingen op de artikelen 4 en 8bis van het ministerieel besluit van 23 maart 2020 te bestraffen met een gemeentelijke administratieve sanctie. Daartoe moet artikel 1 van de politieverordening van 24 april 2020 op de tijdelijke toepassing van gemeentelijke administratieve sancties bij inbreuken op artikel 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid worden gewijzigd.
Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikelen 182 en 187.
Nieuwe Gemeentewet, artikelen 119, 119bis en 135.
Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19.
Decreet lokaal bestuur, artikelen 285 §1, 287 en 288, eerste lid.
Ministerieel Besluit van 23 maart 2020, houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, BS 23 maart 2020, gewijzigd door het Ministerieel Besluit van 24 maart 2020, BS 24 maart 2020 en het Ministerieel Besluit van 3 april 2020, BS 3 april 2020.
Koninklijk Besluit nummer één van 6 april 2020 betreffende de bestrijding van de niet-naleving van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken door de invoering van gemeentelijke administratieve sancties, BS 7 april 2020.
Omzendbrief nummer 06/2020 van het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep van 7 april 2020 met richtlijnen van het College van Procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke handhaving van het Ministerieel Besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 24 maart 2020 en 3 april 2020, en betreffende de toepassing van het koninklijk besluit van 6 april 2020 betreffende de bestrijding van de niet-naleving van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken door de invoering van gemeentelijke administratieve sancties.
Het ministerieel besluit van 23 maart 2020 werd met de artikelen 4 en 8bis uitgebreid en kunnen ook strafbaar worden gesteld door middel van gemeentelijke administratieve sancties, waardoor een uitbreiding nodig is.
met 33 stemmen voor (N-VA, Groen, Open Vld, CD&V en sp.a) en 8 onthoudingen (Vlaams Belang en PVDA)
artikel 1 van de politieverordening van 24 april 2020 op de tijdelijke toepassing van gemeentelijke administratieve sancties bij inbreuken op artikel 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid wordt vervangen als volgt: De inbreuken op artikel 187 van de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid kunnen worden bestraft met een administratieve sanctie, bestaande uit een administratieve geldboete, in de mate dat deze betrekking hebben op een weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikel 182 van deze wet zijn bevolen, met name de inbreuken op de artikelen 1, 4, 5, 8 en 8bis van het ministerieel besluit van 23 maart 2020, houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.
dit besluit bekend te maken zoals voorgeschreven in artikel 285 §1 en 287 van het decreet lokaal bestuur. Een afschrift van deze politieverordening wordt dadelijk toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank zoals voorgeschreven in artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet.
De omzendbrief nummer 06/2020 van het College van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep - herwerkte versie van 6 mei 2020 - die richtlijnen bevat die verband houden met het strafrechtelijk beleid dat van toepassing is op de inbreuken bedoeld in artikel 187 van de Wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, wordt toegevoegd aan deze verordening en gepubliceerd door het college van burgemeester en schepenen op de website van de stad.
dat dit besluit onmiddellijk in werking treedt.